5.4.9.1 Frezen aan de aanslag, waarbij de bewerking zich uitstrekt over de volledige lengte van het
werkstuk
Voor werkstukken die meestal een rechthoekige doorsnede over de gehele lengte hebben, wordt deze bewer-
king uitgevoerd met behulp van een freesaanslag. Aangezien de aanslaglinialen loodrecht op het tafelblad staan,
kan het werkstuk dus loodrecht langs de aanslaglinialen worden geleid.
Aangezien de opening tussen de aanslaglinialen op een tafelfreesmachine breed genoeg moet zijn om het ge-
reedschap door te laten, ontstaan er onnodige gevarenzones op de messen, op het gereedschapslichaam en op
de spindel. Het risico bestaat dat de voorrand van het werkstuk aan de rand van de aftekenliniaal blijft haken.
Deze gevaren worden vermeden door het gebruik van een hulpinrichting, bijvoorbeeld keelplanken enz.
Voorzichtigheid is geboden bij het maken van een hulpaanslag. Het wordt aanbevolen de messen door te voeren
door de fijne afstelling van de geleider en niet door de geleider met de hand in het gereedschap te duwen.
5.4.9.2 Invoegen frezen
Onder invoegen wordt meestal verstaan het frezen aan de aanslag, waarbij het werkstuk niet over de gehele
lengte wordt bewerkt. In plaats van de snede aan het begin van het werkstuk te beginnen, moeten de messen in
het vaste materiaal duiken en (afhankelijk van de eis) weer uitduiken voordat ze het einde van het werkstuk
bereiken. De splintertongen moeten zo dicht mogelijk bij het gereedschap worden geplaatst.
Indien het werkstuk vanwege de kleine afmetingen niet veilig met de hand kan worden vastgehouden, moet een
klemlade of een werkstukhouder worden gebruikt, samen met een geschikte afscherming (die het gereedschap
zoveel mogelijk vasthoudt). De spanlade moet het mogelijk maken het werkstuk snel en nauwkeurig in te bren-
gen en stevig te klemmen.
Er moet ook een stevig bevestigde dwarsaanslag vooraan en een terugloopblokkering achteraan (bv. type 1648,
zie punt 17.9) worden gebruikt. Gebruik voor zeer lange werkstukken eventueel een hulpaanslag.
Snelspanner, die via knevelhefbomen of excentrieken werken, zorgen voor een snelle en comfortabele werk-
stukklemming. Achter- en/of vooraanslagen op de geleider of op de tafel zorgen voor nauwkeuriger werken met
de spanlade. Bovendien moeten op de klemlade verleng- en intrekstangen worden aangebracht.
5.4.9.3 Boogfrezen
Voor het vormen van het te bewerken werkstuk bij het boogfrezen moet altijd een opspansjabloon worden ge-
bruikt. Door het sjabloon tegen de bogenfreesaanslag te drukken (zie ook sectie 15.6), waarbij de messen
tegelijkertijd langslopen, wordt de vorm van het werkstuk bereikt.
Een klemsjabloon kan niet worden gebruikt als de bewerking dit onmogelijk maakt, bijvoorbeeld als
• het werkstuk zo groot is dat het gebruik van de sjabloon het werk onmogelijk maakt of
• het werkstuk is zo klein of zo gevormd dat een stevige grip in de mal niet mogelijk is.
5.4.9.4 Schuinfrezen
Een speciale kleminrichting of neigbare aanslaglinialen moeten worden gebruikt om een veilige ondersteuning
te garanderen tijdens het schuin frezen. Aan het einde van het freesproces moeten duwstokken worden gebruikt.
5.4.9.5 Meelopend frezen
Meelopend frezen is een zeer gevaarlijke bewerking, omdat de bediener niet in staat is de plotselinge voor-
waartse beweging van het werkstuk te stoppen wanneer het door de messen wordt gegrepen. Bovendien kan
het werkstuk gevaarlijk worden uitgeworpen. Meelopend frezen moet in het algemeen worden vermeden, zelfs
als een spanlade of een werkstukhouder wordt gebruikt. Als de draairichtingschakelaar op het bedieningspaneel
op "Meelopend frezen" staat, wordt dit aangegeven door een brandend signaallampje naast de schakelaar.
5.4.9.6 Andere werken
Indien andere werkzaamheden aan de machine worden uitgevoerd, moeten geschikte klauwplaten of werk-stuk-
houders worden gebruikt om het risico van ongevallen te verminderen.
BA_PH_245-10_NL_06-23.docx
25