8.5 De sneeuwfrees stoppen
De machine stopt wanneer de bedieningshendels worden losgelaten.
8.6 Controle sneeuwuitworp
De uitwerpgoot (14) kan worden gezwenkt, zodat de sneeuw naar één kant wordt geruimd.
Door aan de hendel (4) te draaien, kan de uitwerpgoot naar links of rechts worden gedraaid en
vergrendeld.
De uitwerpafstand/hoogte van de sneeuw wordt voornamelijk bepaald door de stand van de
uitwerpkoker (15). Gebruik de knop (3) op het bedieningspaneel om de gewenste hoek voor de
deflector te selecteren.
8.7 schraper en glijders
Met behulp van sleden (10) is het mogelijk om de schraapbalk (9) hoger of lager te plaatsen. Op gladde
oppervlakken zoals asfalt of beton moet de schraper de grond schrapen. Op een oneffen ondergrond
zoals puin of grind moet de schraperbalk hoog genoeg worden afgesteld. Een te lage instelling leidt tot
overbelasting van de aandrijvingen en onnodige slijtage van de schraper zonder dat een beter
ruimresultaat wordt bereikt.
1. Breng de schraperbalk omhoog. Gebruik een geschikt blok hout.
2. De schraperbalk moet evenwijdig aan het grondoppervlak staan.
3. Draai de sledemoeren los en laat de slede naar de oppervlakte zakken.
4. Draai de moeren weer vast en zorg ervoor dat de glijders gelijkmatig zijn afgesteld en evenwijdig aan
het oppervlak. Pas indien nodig opnieuw aan.
5. Verwijder het blok hout terwijl u de sleden optilt.
Zo snel de schraper versleten of beschadigd is, moeten dit uitgewisseld worden.
1.
Kantel de machine naar achteren
2.
Verwijder bouten en moeren .
3.
Vervang de schraperbalk .
D
BEDIENING
31