Inhoudsopgave
Advertenties
8.4 Rijden met de sneeuwfrees
Gevaar voor ernstige beknelling of botbreuken.
Loop altijd bergopwaarts wanneer u bergopwaarts of bergafwaarts werkt. De bediener mag nooit
in de richting van de val gaan staan. Pas ook op voor eventuele obstakels bij het achteruitrijden!
Zorg er altijd voor dat u stevig staat!
GEVAAR!
1. Schakel nooit van versnelling als de rijbedieningshendel (5) in de werkstand staat. Dit kan
schade aan de sneeuwblazer tot gevolg hebben.
2. Schakel altijd eerst de versnelling in, schakel dan de rijaandrijving in en daarna de
freesaandrijving.
HINWEIS
Gebruik lage versnellingen om diepe of natte sneeuw te ruimen. Gebruik hogere versnellingen
voor het rijden en het ruimen van lichte sneeuw. Het wordt aanbevolen om de sneeuwruimer met
een lage snelheid te gebruiken totdat u vertrouwd bent met de bediening van de machine.
De sneeuwblazer is voorzien van een veiligheidscircuit. De vijzel en het apparaat worden
gedeactiveerd zodra u de hendels volledig loslaat.
30
1.
Start de motor zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing..
2.
Verplaats de uitwerptrechter (14) en de deflector (15) naar
de gewenste positie.
3.
Zet de versnellingsschakelaar (1) in de gewenste
versnelling vooruit.
4.
Houd de rijaandrijvingshendel (5) op de linkerhandgreep
ingedrukt. Laat de hendel volledig los om uit te schakelen..
5.
Houd de stuurhendel (2) op de rechterhandgreep ingedrukt
om de rotatie van de vijzel te starten. Om de aandrijving los
te koppelen, laat u de hendel volledig los.
BEDIENING
Advertenties
Inhoudsopgave
