D
INSTALLATIE
BEDIENING
7.3 controles voor elke opstart
Leiden Voer voor elke inbedrijfstelling de volgende controles uit. Het apparaat staat op een
stevige, vlakke ondergrond. Dit is de enige manier om een veilige werking van de sneeuwfrees
te garanderen.
1. Zorg ervoor dat alle kappen en spatborden correct zijn geïnstalleerd en dat alle bouten,
moeren en klemschroeven goed vastzitten.
2. Controleer de schraperbalk en zorg dat deze op de juiste hoogte staat.
3. Controleer alle elektrische bedrading en connectoren op schade of corrosie.
4. Controleer alle ondersteunende metalen delen op mechanische beschadigingen.
5. Controleer de bandenspanning (max. 2,5 bar)
6. Controleer de bediening van de sneeuwruimer:
– aandrijving en vijzelbesturing voor juiste werking,
– controle van de uitwerprichting (uitwerpkoker) voor een correcte werking,
– Controle van de uitwerpafstand (deflectorplaat) voor correcte werking en
- Schakelen om te vergemakkelijken.
7. Controleer de motor:
– het motoroliepeil,
– het vullen van de brandstoftank (de tank moet minimaal halfvol zijn),
– de staat van het luchtfilter,
– de bougie goed vast zit,
– de brandstofleidingen en aansluitingen op lekkages en mechanische beschadigingen,
– de brandstoftank, dop en aansluitingen op scheuren en lekkages.
8. BEDIENING
8.1 motor starten
1. Draai de brandstofkraan (5) naar de AAN-stand om te openen.
2. Beweeg, als het koud is, de chokehendel (4) naar links naar "CLOSE". Laat bij warme motor de
chokehendel (4) naar rechts op "OPEN" staan. Gebruik de choke alleen als de motor koud is. Gebruik
nooit de choke om de motor te starten als deze warm is.
3. Beweeg de gashendel (8) naar het midden en druk 2-3 keer op de primer/flooder-knop (14) als de
motor koud is. Laat een warme motor nooit onder water lopen.
4. Zet de contactschakelaar (1) op "ON / EIN".
5. Trek lichtjes aan de trekstarter (2) totdat u weerstand voelt, trek dan stevig aan de kabel en laat deze
langzaam oprollen of druk op de rode startknop als de machine is uitgerust met een elektrische starter.
6. Wanneer de choke (4) is gebruikt om de motor te starten en de motor soepel begint te lopen, zet u de
choke geleidelijk terug
27