U voorkomt als volgt papierstoringen en een slechte afdrukkwaliteit:
•
Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd papier.
•
Voordat u papier laadt, moet u weten wat de geschiktste afdrukzijde van dit papier is. Meestal
staat dit op de verpakking vermeld.
•
Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
•
Gebruik geen papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron; dit leidt
tot papierstoringen.
•
Gebruik geen coated papier.
•
Verwijder laden niet tijdens de uitvoering van een afdruktaak of wanneer het
berichtBezigwordt weergegeven op de display van het bedieningspaneel.
•
Controleer of de juiste waarden voor Papiersoort, Papierstructuur en Papiergewicht zijn
ingesteld. (Zie
•
Controleer of het papier goed in de papierbron is geladen.
•
Buig het papier enkele malen. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een platte ondergrond
een rechte stapel.
Enveloppen kiezen
U drukt als volgt af op enveloppen:
•
Voor het beste resultaat gebruikt u kwalitatief hoogwaardige enveloppen die speciaal zijn
ontworpen voor laserprinters.
•
Gebruik alleen nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
•
Laad nooit enveloppen van verschillende formaten tegelijk in de universeellader.
•
Zorg dat de plakstrook bedekt is.
•
Gebruik geen enveloppen die vochtig aanvoelen.
Vochtige enveloppen of enveloppen met een hoge vochtigheidsgraad (meer dan 60%) kunnen
door de hoge temperatuur dichtgeplakt raken.
•
Zorg ervoor dat u U-lader selecteert als papierbron in het
envelopformaat selecteert.
Een laserprinter verwarmt een envelop tot een temperatuur van 165°C. Gebruik alleen enveloppen die
bij blootstelling aan dergelijke temperaturen niet worden dichtgeplakt, omkrullen, kreuken of
gevaarlijke stoffen afscheiden. Raadpleeg de leverancier van de enveloppen als u niet zeker weet of
deze geschikt zijn.
Menu Parallel
voor meer informatie over deze instellingen.)
Papiermenu
39
en dat u het juiste