4
Omgaan met bedrukt papier
Het printerstuurprogramma is ontwikkeld om u de best mogelijke uitvoer van verschillende afdruktaken
te garanderen. Maar wellicht wilt u zelf meer controle hebben over het uiterlijk van de afdrukken.
Met de standaardinstelling van de printer verkrijgt u de beste schermfrequentie voor hoogwaardige
professionele grafieken. U kunt echter de instellingen voor het gladmaken van de afbeelding, de
kleurcorrectie, de afdrukmodus en de tonerzwarting zelf aanpassen. Als u een instelling wijzigt, is dat
van invloed op de uitvoer van afgedrukte documenten. U kunt deze instellingen eenvoudig wijzigen
met het printerbesturingsprogramma, het bedieningspaneel of MarkVision. Informatie over MarkVision
vindt u op de Drivers cd.
Verschillende afdruktaken vereisen echter verschillende instellingen wat betreft de schermfrequentie.
Voor offset printing is bijvoorbeeld een hogere instelling vereist dan gewoonlijk wordt gebruikt voor
krantenartikelen. Met de standaardinstelling van de printer verkrijgt u de beste schermfrequentie voor
hoogwaardige professionele grafieken.
Afbeelding glad
U kunt de optie Afbeelding glad inschakelen in het tabblad voor afbeeldingen van het
printerstuurprogramma of vanaf het bedieningspaneel. Hierdoor kunt u het contrast en de scherpte
van bitmap-afbeeldingen vergroten en kleurovergangen vloeiender maken. Deze instelling is handig
voor afbeeldingen die u hebt geladen van het World Wide Web met 72 dpi (dots per inch). Deze
instelling heeft geen effect op geladen afbeeldingen met 300 dpi of hoger.
Kleurcorrectie
Met Kleurcorrectie kunt u de kleurinstellingen aanpassen die worden gebruikt voor het afdrukken van
documenten. U kunt voor Kleurcorrectie uit de volgende opties kiezen: Auto, Beeld, CMYK, Uit,
Levendig en Handmatig. De fabrieksinstelling is Auto. Deze instelling gebruikt verschillende profielen
voor verschillende objecten in de pagina (tekst, afbeeldingen en beelden).
Raadpleeg het gedeelte
Kleurcorrectie
van het Kleurmenu voor meer informatie.
15