TDMA SOLUS II
veiligheidsventiel te vermijden, is het aanbevolen een
waterslagdemper in te bouwen.
Meer waterafname mogelijk:
Om nog meer water te kunnen tappen, kunnen de
SOLUS II-boilers met een warmwaterboiler en een pomp
bediend worden
(zie Technische Documentatie CONUS 502).
Mengkraan warm water:
Om verbranding door hoge boilertemperaturen te
vermijden, moet aan de boileruitgang een mengkraan
voor warm water voorzien worden. Die mengkraan wordt
aangeboden als toebehoren (Art. Nr. ZB001).
2.3 Koppeling aan de solaire installatie
Collector:
De SOLUS II-reeks is geschikt voor werking met zowel
vlakke als vacuümcollectoren. In de Technische Gegevens
(pagina 14) vindt u onze aanbevelingen i.v.m. de
collectoroppervlakte terug. Met kleinere vlakken verhoogt
het aantal periodes zonder volledige zonnedekking,
grotere vlakken verhogen het zonnerendement voor
verwarmingsondersteuning, maar leiden geregeld tot
stilstand van de installatie in de zomer, wanneer de
warmte niet naar andere plaatsen afgeleid kan worden.
Buisdiameters en pomp:
De circulatie van het zonnecircuit werkt in vergelijking met
traditionele zonnesystemen met een zeer laag debiet. De
nodige buisdiameters moeten op basis van de
collectorgegevens en de gekozen pomp berekend worden.
Regelaar:
Indien de SOLUS II-boiler gebruikt wordt met een regelaar
van de CONTROL-reeks, wordt de gelaagde oplading
optimaal benut. Bij externe regelaars moet de maximum
toegelaten ingangstemperatuur aan de
zonnewarmtewisselaar in acht genomen worden. Die
bedraagt 110 °C, de zonneregelaar moet bij die
collectortemperatuur uitschakelen.
Informatie i.v.m. mogelijke aansluitingen en koppeling aan
regelaars, vindt u in de aansluitingsinformatie (vanaf p. 8)
resp. de informatie over de aansluiting van de regelaars
uit de CONTROL-reeks.
2.4 Aansluiting op ketel en verwarmingscircuit
Ketel:
De SOLUS II-boilers maken de aansluiting mogelijk van
verschillende verwarmingscircuits en warmtegeneratoren
en dit op plaatsen overeenkomstig hun temperatuur. Ketel-
en verwarmingscircuits worden rechtstreeks op de boiler
aangesloten. Daardoor kan een ketelvermogen tot 80 kW
overgedragen worden. De SOLUS II-boilers zijn ontworpen
voor lage teruglooptemperaturen. Bij ketels, die gevoelig
zijn voor lage teruglooptemperaturen, moeten
overeenkomstige voorzorgsmaatregelen getroffen worden,
vooral wanneer aansluiting R3 gebruikt wordt.
De normtemperatuur van het gebruiksklaar warm water,
dat via de ketel- of zonneregelaar ingesteld wordt, moet
naargelang de behoefte ong. 10-15 K hoger liggen dan
de werkelijk gewenste warmwatertemperatuur. Bij
bijverwarming moet de vertrektemperatuur van de ketel
nog eens ca. 5 K over de beschreven normtemperatuur
van de boiler liggen. Daarvoor moet, indien nodig, de
temperatuur van het ketelvertrek verlaagd worden.
Aansluitingen:
De aansluitingen van de SOLUS II-boiler bevinden zich
met uitzondering van de elektrische weerstand in de
vertikale lijn van de afsluitrand van de isolatie. Ze zijn
voorzien van stootplaten voor een gelaagdheid met zo
weinig mogelijk vermenging tot ong. 20 l/min.
Verwarmingscircuit:
Alle aangesloten verwarmingscircuits moeten met
diffusievrije buizen uitgevoerd worden. Indien dat niet
gewaarborgd kan worden, moet er met gescheiden
systemen gewerkt worden.
OPMERKING:
Bij verwarmingscircuits waarbij rekening moet
gehouden worden met vuilophoping, is het aanbevolen
een filter of –afscheider te integreren (leverancier bv.
Spiro).
Het is aanbevolen een mengkraan voor het
verwarmingscircuit te gebruiken, om de van de
buitentemperatuur afhankelijke vertrektemperatuur te
kunnen garanderen. Daardoor daalt het energieverbruik
aanzienlijk. Een volledig regelstation voor
verwarmingscircuits is verkrijgbaar in optie.
2.5 Parallelschakeling van twee SOLUS II-boilers
Door parallelschakeling van de warmtewisselaars en
boileraansluitingen kunnen zowel het boilervermogen als
de performantie van WW- en zonnewarmtewisselaar
verdubbeld worden, en dit bij een gehalveerd drukverlies.
De temperatuurvoelers worden aan één van beide boilers
aangesloten.
2.6 Elektrische bijverwarming
De mof van de elektrische weerstand is zo geplaatst, dat
via het verwarmingsvertrek warmte voor kamerverwarming
gebruikt kan worden.
Een elektrische weerstand met een 1 1/2" buitendraad
voor bijverwarming kan vanwege het slechte rendement
van elektriciteitsgeneratoren best zoveel mogelijk
vermeden worden.
Hij kan echter in uitzonderingsgevallen, bv. in combinatie
met een brander voor vaste brandstoffen die enkel in de
6