Inhoudsopgave
Advertenties
TDMA SOLUS II
goed toegankelijk aanbrengen zodat het tijdens de
werking ontlucht kan worden. Aan het veiligheidsventiel
of aan diens afblaasleiding moet een bord met volgend
opschrift aangebracht worden: "Tijdens de opwarming kan
uit veiligheidsredenen water uit de afblaasleiding komen.
Niet sluiten".
de montage moet zo gebeuren dat bij het afblazen geen
personen door warm water of damp in gevaar gebracht
kunnen worden.
Afblaasleiding:
Minimumgrootte is uitgangsdiameter van het
veiligheidsventiel
max. 2 bochten, 2 m lengte
max. 3 bochten, 4 m lengte mogelijk, indien de nominale
diameter groter is
met helling plaatsen
de afloopleiding achter de aflooptrechter moet minstens
de dubbele doorsnede van het ventiel hebben.
Waterslagdemper:
Thermische uitzetting van het warm water in de
warmtewisselaar leidt tot waterverlies via het
veiligheidsventiel. Remedie, optioneel: waterslagdemper
achter de terugslagklep of op een plaats naar keuze in de
warmwaterleiding.
Terugslagklep (4):
De vereisten voor de uitrusting met een terugslagklep en de
kwaliteit ervan (erkenning) vindt u in DIN 1988 en 'DVGW-
Arbeitblatt W 376'.
Reduceerventiel (2):
In functie van de toegelaten werkdruk van de
warmtewisselaar voor warm water moet een werkdruk van
de installatie volgens de DIN 3320-normen toegepast
worden. Indien de druk van de koudwaterleiding naar de
zonneboiler hoger ligt dan 8 bar, moet de koudwaterdruk
door het inbouwen van een volgens de DVGWArbeitsblatt
W 375 gecontroleerd en erkend reduceerventiel op
maximum 8 bar teruggebracht worden. Indien mengkranen
gebruikt worden, moet er een algemeen reduceerventiel
voorzien worden.
Drainklep (9):
Installaties voor opwarming van water moeten voorzien zijn
van een apparaat (aan de koudwateraansluiting), dat een
zo volledig mogelijke lediging mogelijk maakt zonder
demontage.
Fijnfilter:
In geval van slechte waterkwaliteit of oude leidingen moet
een fijnfilter voor de boileringang geplaatst worden.
Mogelijkheid tot ontkalking
Bij sterk kalkhoudend water (ong. vanaf 15° DH) moet een
mogelijkheid tot ontkalking voorzien worden. Daarvoor
moeten aan de toevoer voor koud water en aan de afloop
van warm water telkens afsluit- en spoelkranen geïntegreerd
worden. Als alternatief kan het inbouwen van een anti-
kalkapparaat nuttig zijn. Bij uw handelaar of Consolar kunt
u advies krijgen i.v.m. geschikte apparaten.
Circulatieleiding:
De circulatieleiding moet aan de koudwateraansluiting
aangesloten worden en van een terugslagklep voorzien
worden, om een hydraulische kortsluiting van het koud
water in het warmwaternet te vermijden. De pomp mag
enkel tijdens korte periodes (minuten) draaien, om hoge
warmteverliezen en een geleidelijke vermenging van de
boiler te vermijden. CONTROL-regelaars beschikken
daarvoor over gepaste functies.
9.5.4 Thermostatische warmwatermengkraan (11)
Via een thermostatische warmwatermengkraan moet de
maximum warmwatertemperatuur begrensd worden,
aangezien in de boiler geen temperatuurbegrenzing
geïntegreerd is.
9.5.5 Elektrische weerstand
De aansluiting voor de elektrische weerstand bevindt zich
onder de isolatie achter de gemeenschappelijke afdekking
voor het KV1/2-ventiel (bovenste aansluiting) en de mof
voor de elektrische weerstand (onderste aansluiting).
Aan de aansluiting voor de elektrische weerstand kunnen in
de handel gebruikelijke weerstanden gemonteerd worden.
De maximaal toelaatbare insteekdiepte vindt u in de
Technische Documentatie. Het gat in de isolatie na de
montage zo goed mogelijk terug dichtmaken en afdekken,
om het warmteverlies zo veel mogelijk te beperken.
9.5.6 Klemverbindingen
De aansluitingen voor warm water en zonnecircuit zijn
standaard van klemverbindingen voorzien. Eerst de
wartelmoer, dan de klemring op de aansluitingsbuis
schuiven.
OPMERKING:
Bij aansluitingsbuizen uit zachte koperbuis moeten
versterkingshulzen ingeschoven worden.
Het buisuiteinde volledig in de klemverbinding schuiven.
Daarna de wartelmoer met de hand vastdraaien en met een
sleutel met één omwenteling (22 mm ¾-omwenteling)
vastzetten.
9.6 Vullen
Water- en verwarmingscircuits spoelen.
Boiler vullen – daarbij het ontluchtingsventiel openen.
Eventueel ontsnapt eerst een kleine hoeveelheid water uit
de binnenbuizen, voordat de lucht ontsnapt.
Water- en verwarmingscircuits vullen.
Verwarmingscircuits ontluchten. Daarbij de betreffende
pompen laten draaien.
Voor het spoelen en ontluchten van het zonnecircuit, zie
MA/TD CONSOLARSTATION
Bij de aansluiting moeten alle klemverbindingen nogmaals
gecontroleerd en, indien nodig, vaster gezet worden.
22
Advertenties
Inhoudsopgave
