TDMA SOLUS II
Daarna het Schuimblok elektrische weerstand voor de
aansluiting en voor het ketelvertrekventiel inschuiven en
de Afdekking elektrische weerstand met de
bevestigingsklemmen aan de isolatiemantel
vastschroeven.
Afdekking voor ontluchter inschuiven:
Drie korte kunststofklemmen tussen de vier stalen
aansluitingen op de vlakke aansluitklem steken:
Controleren of de schuimafdichting overal gelijkmatig in
het isolatiedeksel ligt:
Het Isolatiedeksel zo opzetten dat het plat op de zij-
isolatie ligt en lichtjes geklemd wordt. Dat is van groot
belang voor een dichte afsluiting:
Tenslotte de zwarte kap opzetten:
9.8 Aansluiting van de temperatuurvoelers
Temperatuurvoelers via de openingen van buitenuit in de
dompelhulzen schuiven.
OPGELET
De voelers moeten tot op de aanslag ingeschoven zijn
Boorgaten
zorgvuldig met de
schuimstoppen
∅
voelers
35
afsluiten
Afdekking voelers over de openingen schroeven
Temperatuurvoelers op de regelaar aansluiten volgens de
gebruikshandleiding van de bijbehorende regelaar.
Voelerkabels en 230 V-kabels in gescheiden of gedeelde
kabelkanalen plaatsen.
Werken aan de elektrische installatie mogen uitsluitend
door een vakman uitgevoerd worden.
10 Gebruiksaanwijzing
10.1 Inwerkingstelling
Voor de inwerkingstelling van de boiler moet aan volgende
punten voldaan worden:
De boiler is hydraulisch volledig geïnstalleerd.
De boiler is volledig gevuld en ontlucht.
Alle in- en uitgangen van de regelaar zijn aangesloten.
De werking van alle uitgangen van de regelaar werd
gecontroleerd.
Alle ingangen van de voelers werden gecontroleerd, de
voelers tonen aannemelijke waarden.
10.1.1 Debiet ketelcircuit
Het niveau van de ketelpomp zo instellen dat bij
maximaal ketelvermogen een verschil tussen ketelvertrek
en –terugloop van ong. 20 K bereikt wordt.
Bij WW-bijverwarming moet de temperatuur van het
ketelvertrek 2 ... 5 K boven de normtemperatuur van de
bijverwarmingsvoeler liggen (uitschakelwaarde)! Ruwe
instelling: debiet (l/min) = 0,7 keer maximaal
ketelvermogen (kW)
10.1.2 Debiet zonnecircuit
Bij de inwerkingstelling van de solaire installatie het
debiet van de collectoroppervlakte overeenkomstig
instellen (zie Technische Documentatie)
10.1.3 Instellingen op de zonneregelaar
Maximale boilertemperatuur: 90 °C.
Om de collector te sparen (stilstand van de installatie
vermijden) moet op de zonneregelaar de koelfunctie
24