2. Wanneer u een nieuwe analyseset toevoegt, voert u de code in. De code moet uniek zijn
en moet het mediatype, het incubatietype en de incubatietijd omvatten zodat de code
makkelijk herkend kan worden, bijvoorbeeld BAP_35C_CO2_2D. De code mag maximaal
20 tekens bevatten. De analysesetcode is niet gekoppeld aan het LI(M)S, maar aan
BD Synapsys™ Informatics. Het codeveld wordt gebruikt om het veld LIS-code in
BD Synapsys™ Informatics in te vullen.
Wanneer u een analyseset bewerkt, kunt u de code niet wijzigen. Het codeveld wordt grijs
weergegeven.
3. Voer een beschrijving in of wijzig de bestaande beschrijving.
4. Selecteer een houdertype in het vervolgkeuzemenu. De opties voor houdertypes worden
voorgedefinieerd tijdens het installeren van de database en kunnen variëren, afhankelijk
van uw database. Als het houdertype Slide (Objectglaasje) is geselecteerd, wordt het veld
Re-aspiration Volume (Opnieuw opgezogen volume) actief. Gebruik dit veld om het
vereiste volume te selecteren dat moet worden opgezogen nadat een objectglaasje is
geïnoculeerd.
5. Selecteer het analysetype. De opties voor analysetypes worden voorgedefinieerd tijdens
het installeren van de database en kunnen variëren, afhankelijk van uw database. Als het
analysetype Sensitivity (Gevoeligheid) is geselecteerd, wordt het veld Tablet Template
(Tabletsjabloon) actief. Gebruik dit veld om de sjabloon op te geven die moet worden
gebruikt.
Wanneer u een analyseset bewerkt, kunt u het analysetype niet wijzigen. Het
analysetypeveld wordt grijs weergegeven.
6. Het tabletsjabloonveld is afgeschaft.
7. Voer een exportcode in of wijzig de bestaande code. De exportcode wordt vanuit de
BD Kiestra™-oplossing naar het LI(M)S verzonden, zodat het LI(M)S de testresultaten kan
herkennen. Contact opnemen met BD voor hulp.
8. Selecteer een spreidpatroon. Spreidpatronen worden voorgedefinieerd tijdens de
installatie van de databases. Zie 24 Spreidpatronen.
21 - De hoofddatabase configureren
199