INSPECTIE
Proefdraaien van de motor
Let op
Neem voorafgaand aan alle werk-
zaamheden aan de motor of in de
motorruimte
structies vanaf pagina 17 in acht.
Controlelampjes
Controleer de controlelampjes voor koel-
middel, generator en motoroliedruk. De
controlelampjes gaan branden bij het over-
schakelen naar de bedrijfsstand en moeten
weer uitgaan na het starten van de motor.
Starten van de motor
Tijdens het starten het startgedrag van de
motor controleren.
Dichtheid
Controleer de dichteid van het cilinderkop-
deksel, het oliefilter, de brandstofinstallatie
en het koelsysteem.
Uitlaatsysteem
Controleer het uitlaatsysteem op lekkage
en beschadigingen.
58
58
de
veiligheidsin-
INSPECTIE