Gebruikershandleiding
WEP-sleutel selecteren:
Stel het type WEP-sleutel in voor het Wi-Fi-netwerk.
WEP-sleutel:
Voer de WEP-sleutel voor het Wi-Fi-netwerk in hexadecimaal formaat in.
Vooraf gedeelde sleutel:
Voer de persoonlijke wachtwoordzin in voor het Wi-Fi-netwerk.
Gebruikersnaam:
Voer indien nodig de gebruikersnaam in die u gebruikt om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Gebruikerswachtwoord:
Voer indien nodig het wachtwoord in dat u gebruikt om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
CA-certificaat:
Stel het hoofdcertificaat in dat uw BlackBerry®-toestel moet gebruiken om te controleren of met het juiste Wi-Fi-netwerk verbinding
wordt gemaakt.
Clientcertificaat:
Stel het certificaat voor verificatie in dat uw toestel moet gebruiken om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Beveiliging binnenste koppeling:
Stel indien nodig het beveiligingsprotocol in dat het Wi-Fi-netwerk ondersteunt voor de innerlijke verificatiemethode.
Hard token gebruiken:
Stel in of u een hardware-token wilt gebruiken om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Token-serienummer:
Als u een software-token gebruikt om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk, stel dan het token-serienummer in.
Serveronderwerp voor certificaatvalidatie:
Voer indien nodig de naam van het serveronderwerp in dat uw toestel moet gebruiken om te controleren om met het juiste Wi-Fi-
netwerk verbinding wordt gemaakt.
Server-SAN voor certificaatvalidatie:
Voer indien nodig de alternatieve naam voor het serveronderwerp in dat uw toestel moet gebruiken om te controleren of met het
juiste Wi-Fi-netwerk verbinding wordt gemaakt.
IMSI:
Als uw SIM-kaart meer dan één IMSI heeft, stelt u het IMSI in dat u gebruikt om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Volgorde van Wi-Fi-profielen wijzigen
1.
Klik in de toestelopties op Wi-Fi-verbindingen.
2. Markeer een Wi-Fi® profiel.
220
Instellingen Wi-Fi-verbinding