VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
BEDIENINGSPANEEL
In dit gedeelte worden de namen en functies van de verschillende onderdelen van het bedieningspaneel beschreven.
(1)
Data-indicator
Deze indicator brandt of knippert om de status van een
taak weer te geven.
► DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR (pagina
1-7)
(2)
Aanraakscherm
Op het aanraakscherm worden meldingen en toetsen
weergegeven.
Bedien het apparaat door direct op de weergegeven
toetsen te tikken.
(3)
Foutindicator
Brandt of knippert om de status van de fout weer te geven.
► DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR (pagina 1-7)
Toets [Beginscherm]
Raak de toets [Beginscherm] aan met uw vinger.
Als u een pen of ander hulpmiddel gebruikt om de toets aan te raken, werkt de toets mogelijk niet goed.
Sieraden en andere accessoires kunnen storingen veroorzaken.
U kunt de hoek van het aanraakscherm wijzigen.
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
1-6
(4)
(5)
(6)
(7)
Aan-indicator
Deze indicator gaat branden als de hoofdschakelaar van
het apparaat in de stand "
Knippert groen als de toets [Aan] niet onmiddellijk wordt
ingeschakeld nadat de hoofdschakelaar is ingeschakeld.
► DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-8)
Toets [Aan]
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
► DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-8)
Knop/indicator [Spaarstand]
Met deze knop kunt u het apparaat in de stand-bymodus
zetten om energie te besparen.
De toets [Spaarstand] knippert wanneer het apparaat in de
stand-bymodus is geschakeld.
► AUTOMATISCH UITSCHAKELEN (pagina 1-20)
Toets [Beginscherm]
Gebruik deze toets om het beginscherm weer te geven.
► BEGINSCHERM (pagina 1-9)
" staat.