Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Een printerstuurprogramma installeren
Op de computer die is aangesloten op de printer, moet een printerstuurprogramma worden geïnstalleerd.
Opmerking: Gebruikers van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) dienen de installatie-instructies in Windows 95
en Windows 98 (eerste editie) gebruiken uit te voeren.
1
Plaats de cd met stuurprogramma's. De cd wordt automatisch gestart. Als de cd niet automatisch wordt gestart,
klikt u op Start
D:\Setup.exe
Hierbij is D de letter van het cd-romstation.
2
Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
3
Klik op Accept (Accepteren) nadat u de licentieovereenkomst voor de software hebt gelezen.
4
Selecteer Custom (Aangepast) en klik op Next (Volgende).
5
Selecteer Components (Onderdelen) en klik op Next (Volgende).
6
Selecteer Local (Lokaal) en klik op Next (Volgende).
7
Selecteer de printer uit de lijst en klik op Add Printer (Printer toevoegen).
8
Vouw het printeritem onder Selected Components (Geselecteerde onderdelen) uit.
9
Klik op PORT (POORT): <LPT1>, en selecteer vervolgens de benodigde communicatiepoort (COM1 of COM2).
10
Klik op Finish (Voltooien) om de installatie van de printersoftware af te ronden.
Parameters instellen voor de communicatiepoort (COM)
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moeten de seriële parameters worden ingesteld voor de
communicatiepoort die is toegewezen aan het printerstuurprogramma.
De seriële parameters van de communicatiepoort moeten exact overeenkomen met de seriële parameters die op de printer
zijn ingesteld.
1
Klik op Start
Instellingen
2
Klik in het tabblad Apparaatbeheer op + om de lijst van beschikbare poorten uit te vouwen.
3
Selecteer de communicatiepoort die wordt toegewezen aan de printer (COM1 of COM2).
4
Klik op Eigenschappen.
5
Stel in het tabblad Poortinstellingen de seriële parameters in op de waarden die u ook hebt ingesteld op de
printer.
De seriële parameters zijn te vinden onder het kopje Standaard serieel (of Serieel optie X) op de pagina Menu-
instellingen die u eerder hebt afgedrukt.
6
Klik op OK en sluit alle vensters.
7
Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
a
Klik op Start
b
Selecteer de printer die zojuist is toegevoegd.
c
Klik op Bestand
d
Klik op Testpagina afdrukken. Wanneer de testpagina goed wordt afgedrukt, is de printerconfiguratie
voltooid.
Uitvoeren en typt u het volgende in het dialoogvenster Uitvoeren:
Configuratiescherm en dubbelklik op Systeem.
Instellingen
Printers.
Eigenschappen.
Windows
14