Bediening van het werkstation
Aanzetten
Tijdens gebruik van het werkstation dient de gebruiker zich op een afstand van één meter van het
werkstation te bevinden.
Nadat het werkstation is aangezet, kan het 90 seconden duren voordat services en toepassingen die op het werkstation
draaien volledig operationeel zijn .
1 . Sluit het voedingssnoer van de netvoeding aan op de netstroomcontactdoos van het werkstation .
2 . Controleer of de voedingsindicator brandt .
3 . Optioneel: controleer of de netwerkkabel is aangesloten op de poort die wordt aangeduid met het symbool i als
verbinding met PDMS is vereist
4 . Druk eenmaal op de a-toets om het werkstation in te schakelen .
Stappen in opstartprocedure
Start van werkstation inschakelen
Test van barcodelezer
Test van locatiebaken van pompalarm,
indien aanwezig .
Initialisatie van elke module
Test van verpleegkundigenalarm,
wanneer deze is aangesloten
Windows CE-software opstarten
Initialisatie van het interne netwerk
van het werkstation
Systeem wordt aangezet op zelftest
Test van interne systemen
Inschakelen van werkstation voltooid
Zet het werkstation gedurende deze eerste 90 seconden niet uit.
Wees erop bedacht dat er sprake kan zijn van een storing als tijdens de controles na het inschakelen van
het werkstation een afwijking wordt opgemerkt. Stel het werkstation buiten bedrijf en neem contact op
met een bevoegd onderhoudstechnicus.
Niet alle stappen hoeven te zijn voltooid om een nieuwe stap uit te voeren.
Uitzetten
Druk op de a-toets en houd deze twee seconden ingedrukt om het werkstation uit te schakelen .
Primair werkstation
Statusindicator AAN brandt
Het rode LED-lampje op de barcodelezer
(waar aangebracht) licht op en de
barcodelezer geeft een piepje af .
Controleer of het locatiebaken van het
pompalarm (waar aangebracht) rood
oplicht, vervolgens geel wordt en daarna
uitgaat .
Controleer of de Systeemfoutindicator
kort oplicht, een reeks piepjes afgeeft
en daarna uitgaat .
Verpleegkundigenalarm automatisch
geactiveerd
Controleer of het werkstation een
korte hoorbare toon afgeeft .
De statusindicatoren A en B knipperen
na een lange pieptoon
Controleer of de Systeemfoutindicator
kort oplicht en daarna uitgaat .
Pieptoon afgegeven door de tweede
luidspreker
Controleer of de AAN-statusindicator
brandt .
BDDF00809 uitgave 4
Alaris™ Gateway-werkstation v1.3.x
Bediening van het werkstation
Gebruikersverificatie
Extra werkstation
Statusindicator AAN brandt
Niet van toepassing
Controleer of het locatiebaken van het
pompalarm (waar aangebracht) rood
oplicht, vervolgens geel wordt en daarna
uitgaat .
Controleer of de Systeemfoutindicator
kort oplicht, een reeks piepjes afgeeft
en daarna uitgaat .
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Controleer of de AAN-statusindicator
brandt .
29/44