Netvoeding naar infuuspompen
Het werkstation heeft een eigen voedingsdistributiecircuit om netvoeding te kunnen leveren aan de aangesloten pompen .
Voor de veiligheid wordt er pas stroom geleverd aan de pomp als deze volledig is aangesloten op het MDI-element . De
voedingsindicator op de infuuspomp brandt wanneer de pomp voeding krijgt en aan het opladen is .
Het netstroom-stopcontact van het MDI-element. is alleen bedoeld om een pomp op aan te sluiten.
Sluit nooit een ander apparaat aan op dit stopcontact.
De kans op piekstroom wordt tot een minimum beperkt wanneer het werkstation door netvoeding wordt gevoed .
Wanneer het werkstation voor het eerst wordt aangezet of wanneer het weer overschakelt op netvoeding na voeding
door de interne batterij heeft de netvoeding tussen elk MDI-element een korte vertraging . Hierdoor is de verdeling van de
netvoeding naar alle pompen sequentieel, waardoor ook de piekspanning lager is .
Voor veilig gebruik van het werkstation moet u toezicht houden op het aantal geïnstalleerde pompen, zodat de
aardlekstroom voor het systeem de limiet van 5 mA niet overschrijdt . Hiertoe is een waarschuwingslabel geplaatst dat
de toegang tot het extra stopcontact blokkeert . Dit waarschuwingslabel mag niet worden verwijderd, en er moet een
lekstroommeting worden uitgevoerd op de beoogde configuratie om te controleren of deze voldoet aan de limiet van 5 mA .
Het voedingssnoer van het werkstation is het retourtraject voor de aardlekstromen vanaf de interne stroomvoorziening
van het werkstation en de pompen die worden aangedreven via de IEC-voedingsconnector . Als het stopcontact wordt
gebruikt, gaat de aardlekstroom van het werkstation en de aangesloten pompen door hetzelfde voedingssnoer . In het
onwaarschijnlijke geval dat de verbinding van het voedingssnoer niet is geaard, wordt deze stroom mogelijk door een
persoon geleid wanneer deze het metalen deel van het werkstation aanraakt . De maximaal toelaatbare aardlekstroom
van het systeem, d . w .z . zowel het werkstation als de bevestigde pompen, is 5 mA .
Zorg ervoor dat de maximaal toegestane aardlekstroom van 5 mA niet wordt overschreden wanneer u
pompen op het werkstation bevestigt. De aardlekstroom van het systeem kan worden berekend door de
lekstroom van de bevestigde pompen en het werkstation bij elkaar op te tellen. De lekstroomwaarden
voor dit product staan aangegeven in de volgende tabel. NB: tel alleen de pompen mee die worden
gevoed via het netstroom-stopcontact van het MDI-element. Voorbeeld: Alaris™ SE-pompen hoeven niet
te worden meegeteld.
Product
Alaris™ GS-spuitpomp
Alaris™ GH-spuitpomp - alle modellen
Alaris™ CC-spuitpomp - alle modellen
Alaris™ TIVA-spuitpomp
Alaris™ PK-spuitpomp
Alaris™ enterale spuitpomp
Alaris™ GW volumetrische pomp
Alaris™ GP volumetrische pomp - alle modellen
Alaris™ VP Plus Guardrails™ volumetrische pomp
BD Alaris™ neXus GP volumetrische pomp
Alaris™ Gateway-werkstation
Stroomvoorziening voor een extra werkstation
Werkstations zijn uitgerust met een extra stopcontact . Dit mag echter niet worden gebruikt om een tweede werkstation
op aan te sluiten . Als er een tweede werkstation nodig is bij het bed, sluit u het extra werkstation rechtstreeks aan op een
extern stopcontact .
Voor veilig gebruik van het extra stopcontact moet u toezicht houden op het aantal geïnstalleerde
pompen, zodat de aardlekstromen voor het systeem niet groter zijn dan 5 mA. Hiertoe is
een waarschuwingslabel geplaatst dat de toegang blokkeert tot het extra stopcontact. Dit
waarschuwingslabel mag niet worden verwijderd.
Normale lekstroom per product
BDDF00809 uitgave 4
Alaris™ Gateway-werkstation v1.3.x
30µA
30µA
30µA
30µA
30µA
30µA
15µA
52µA
52µA
133µA
90µA
20/44
Kenmerken van het werkstation