Inhoudsopgave
Advertenties
Service en storingzoeken
9.2.3
Brede naad – geen inbranden
Bij het lassen zonder draadtoevoer wordt de naad ongewoon "breed" zonder "in de diepte" te gaan?
Verhoging van de stroom versterkt het effect?
Is correct doorlassen (ook van verhoudingsgewijs geringe wanddikten) niet mogelijk?
Mogelijke oorzaken
Zogenaamd "Marangoni-effect".
Voor roestvrij staal geldt altijd een bovengrens aan het zwavelgehalte omdat zwavel insluitingen (mangaansulfide) vormt, die
leiden tot kleine kraters en andere defecten en uiteindelijk de corrosiebestendigheid van het materiaal verminderen. Daarom
wordt het zwavelgehalte begrensd op bv. max. 0,030%. Bij dit zwavelgehalte is lassen geen probleem.
Wanneer het zwavelgehalte verder wordt verminderd (vanaf ca. 0,005%), zijn de zogenaamde "convectiestromen" in het
smeltbad (simpel gezegd) horizontaal en oppervlakkig. Dit leidt tot een verbreding van de lasnaad zonder doorlassing.
Oplossing
X Laat ter bevestiging een materiaalanalyse uitvoeren.
X Vervang zo nodig het materiaal (mogelijk is een nieuwe batch al voldoende).
X Las met draadtoevoer zodat er door de draad een voldoende hoog zwavelgehalte in het smeltbad ontstaat.
9.2.4
Geen recht naadverloop/putvorming aan het einde van de lasnaad
De lasnaad ziet eruit alsof de toorts ongecontroleerde "zijwaartse bewegingen" heeft gemaakt?
De naad blijft niet midden op de voeg, trekt naar één kant of beweegt "heen en weer"?
Mogelijke oorzaken en oplossingen
•
Bij het lassen van buis en vormdeel: "Marangoni-effect".
Bij materialen voor spanende bewerkingen is het zwavelgehalte doorgaans hoog. Dit effect treedt bij de voeg aan één
zijde op, met als resultaat een ten opzichte van de voeg sterk asymmetrisch liggende naad. Vaak ligt de wortel aan de
binnenzijde van de buis dan zelfs compleet naast de voeg.
Wanneer bij het lassen regelmatig op slechts 1 - 2 plaatsen de naad zijwaarts verloopt, is de lengtenaad in de buis verant-
woordelijk voor dit effect als gevolg van de verschillen in materiaalsamenstelling tussen het basismateriaal en de naad.
X Verminder de lasboogafstand iets.
•
Te hoge gasdebietinstelling (lasgas of formeergas):
Wanneer bij kleine cassettekoppen (in het bijzonder de OW12) een te hoog lasgasdebiet wordt ingesteld, treden werve-
lingen op in de kamer, die kunnen leiden tot een extreem onrustige lasboog. Hetzelfde geldt wanneer teveel formeergas
wordt gebruikt en dit onder een relatief hoge druk bij de lasvoeg vrijkomt.
X Regel het gasdebiet.
•
Te hoge formeergasdruk:
Sterke uitstulping van de naad naar buiten met een soort "Groef" aan de binnenzijde van de buis. Vaak ook putvorming
aan het eind van de lasnaad wanneer de te hoge gasdruk zich alleen nog via het vloeibare smeltbad kan "ontspannen". In
het bijzonder bij cassettelaskoppen kan het in vloeibare toestand in de kop druipende metaal tot aanmerkelijke gevolg-
schade leiden.
X Regel de formeergasdruk.
•
Versleten elektrode die niet goed in geslepen:
Het aangrijpingspunt van de lasboog "danst" vaak heen en weer over de elektrode. Bij een slechte elektrodekwaliteit ziet
men af en toe dat de lasboog aan de zijkant uit de elektrode treedt. Reden kan zijn dat de legeringscomponenten in het
basismateriaal inhomogeen zijn verdeeld.
X Slijp de elektrode op de juiste wijze.
71
orbitalum tools GmbH, D-78224 Singen, www.orbitalum.com, Tel. +49 (0) 77 31 792-0
ORBIMAT 180 SW | Gebruiksaanwijzing
(31.08.23) OW_ORBIMAT_180SW_BA_850060205_01_NL
Advertenties
Inhoudsopgave
