Alle warmtetransporterende leidingen moeten van een geschikte warm-
te-isolatie conform de geldende voorschriften worden voorzien.
Bij koelmodus moeten alle aansluitingen en leidingen conform de gel-
dende normen worden geïsoleerd, om condensatie te voorkomen.
5.2
Checklist
Elke installatie is individueel verschillend. De volgende checklist bevat
een algemene beschrijving van de aanbevolen installatiestappen.
1. Inlaatcombinatie van de binnenunit monteren.
2. Vulventiel monteren.
3. Afvoerslangen monteren.
4. Warmtepomp aan de binnenunit aansluiten.
5. Binnenunit op de cv-installatie aansluiten.
6. Drinkwaterleiding via een overstortventiel op de binnenunit aanslui-
ten.
7. Buitentemperatuursensor en eventueel kamerthermostaat monte-
ren.
8. Opstelling van de aanvoertemperatuursensor T0: in de inlaatcombi-
natie of in het buffervat, indien aanwezig.
9. CAN-BUS-leiding op de warmtepomp en de binnenunit aansluiten.
10.Eventuele accessoires monteren (zonnemodule, poolmodule, enzo-
voort).
11.Sluit indien nodig de EMS-BUS-kabel op het accessoire aan.
12.Boiler vullen en ontluchten.
13. Verwarming vullen en ontluchten.
14.Installatie elektrisch aansluiten.
15.CV-installatie in bedrijf stellen. Voer daarvoor de benodigde instellin-
gen via de bedieningsunit uit (handleiding bedieningsunit).
16.Ontlucht na de inbedrijfname de gehele cv-installatie.
17.Zorg ervoor, dat alle sensors toegestane waarden weergeven.
18.Controleren en reinigen filter.
19.Controleer de werkwijze van de cv-installatie.
5.3
Transport en opslag
De binnenunit moet altijd rechtop worden getransporteerd en opgesla-
gen. Deze kan indien nodig tijdelijk worden gekanteld.
De binnenunit niet bij temperaturen onder – 10 °C transporteren of op-
slaan.
5.4
Uitpakken
▶ Verwijder de verpakking overeenkomstig de instructie op de verpak-
king.
▶ Pak de meegeleverde accessoires uit.
▶ Controleer de leveringsomvang op volledigheid.
5.5
Montage
5.5.1
Inlaatcombinatie monteren
Inlaatcombinatie monteren:
1. Monteer deeltjesfilter [SC1] op het T-stuk.
2. Monteer de overige componenten, moeren op bypass echter nog niet
helemaal vastdraaien.
3. Plaats de aanvoertemperatuursensor [T0] in de huls op de buis, de
sensor met kabelbinders bevestigen.
4. Inlaatcombinatie aan de binnenunit monteren:
5. Trek de moeren op de bypass na.
IM EnviLine IDU Monoblock 5-17 T/TS • 6721818629 (2022/01)
Indien de inlaatcombinatie wegens plaatsgebrek niet direct op de aan-
sluitingen van de binnenunit gemonteerd kan worden:
▶ Verleng aansluitingen met maximaal 50 cm.
▶ Laat aansluitingen niet naar beneden afbuigen.
▶ De deeltjesfilter kan op de bocht naar links worden gemonteerd.
▶ Tussen inlaatcombinatie en pomp kunnen bochten worden gemon-
teerd.
Installatie | 5
9