Zie voor meer informatie over de instellingen van het menu [OPNAME] P21.
Hiermee kunt u onderwerpen nog verder vergroten dan de optische zoom of de extra optische
zoom.
Instellingen waarvoor deze gelden: 1 5 6
[OFF]/[ON]
Opmerking
• Zie
P37
voor details.
• Als trillingen van de camera (jitter) een probleem zijn tijdens het zoomen, wordt het
aanbevolen de [STABILISATIE] in te stellen op [AUTO] of [MODE 1].
• U kunt de digitale zoom niet gebruiken wanneer de ISO-gevoeligheid op [i.AUTO] staat.
Zie voor meer informatie over de instellingen van het menu [OPNAME] P21.
Met deze functies kunnen de foto's scherper of zachter worden gemaakt, kunnen de kleuren
van de foto worden veranderd in sepia of kunnen andere kleureffecten worden gebruikt.
Instellingen waarvoor deze gelden: 4 1 6
[STANDARD]: Dit is de standaardinstelling.
[NATURAL]:
De foto wordt zachter.
[VIVID]:
De foto wordt scherper.
[B/W]:
De foto wordt zwart-wit.
[SEPIA]:
De foto wordt sepia.
[COOL]:
De foto wordt blauwachtig.
[WARM]:
De foto wordt roodachtig.
Opmerking
• Bij het fotograferen op donkere locaties kan ruis zichtbaar worden. Om ruis te voorkomen
verdient het aanbeveling de instelling [NATURAL] te gebruiken.
• In intelligent auto kunt u alleen [STANDARD], [B/W] en [SEPIA] gebruiken.
• In de filmmodus kunt u [NATURAL] en [VIVID] niet instellen.
• In verschillende opnamemodi kunt u verschillende kleurenmodi instellen.
Geavanceerd opnemen
' [DIG. ZOOM]
( [KLEURFUNCTIE]
- -