• Wanneer [ q ] wordt geselecteerd, wordt [ w ], [ e ] of [ r ] ingesteld afhankelijk
van het soort onderwerp en de hoeveelheid licht.
• Wanneer [ e ] of [ r ] wordt ingesteld, wordt de flitser twee keer geactiveerd.
Alleen de volgende functies kunnen in deze modus worden ingesteld.
[OPNAME]-menu
– [FOTO RES.]
(P72)/[BURSTFUNCTIE] (P78)/[KLEURFUNCTIE]
De instellingen die kunnen worden ingesteld, zijn anders dan wanneer andere
opnamemodi worden gebruikt.
[SET-UP] menu
– [KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[TAAL]
De instellingen van de volgende items staan vast.
[BATT. BESP.] (P27)
[AUTO REVIEW] (P27)
[FLITS] (P46)
[KWALITEIT] (P73)
[GEVOELIGHEID] (P73)
[WITBALANS] (P74)
[AF MODE] (P76)
[STABILISATIE] (P80)
[AF ASS. LAMP] (P81)
Zelfontspanner (P52)
Scherpstelgebied
• De volgende functies kunnen niet worden gebruikt.
– [AUTO LCD UIT]/Belichtingscompensatie/[DIG. ZOOM]
• De andere items in het menu [SET-UP] kunnen worden ingesteld op een modus zoals
de normale fotomodus. Wat wordt ingesteld, wordt terug in de intelligent auto-modus
weergegeven.
Instellingen in de intelligent auto-modus
Item
Basisbediening
De flitser
[5 MIN.]
[2SEC.]
[AUTO]/ o
h
[i.AUTO]
[AWB]
[ 3 ] (Stel in op [ \ ] wanneer er geen
gezicht kan worden waargenomen)
[AUTO]
[ON]
[10 SEC.]/[UIT]
Het scherpstelbereik wordt hetzelfde als de
macrostand. [5 cm (Wide)/50 cm (Tele) tot
7] (P51)
• De maximale close-upafstand (de kortste
afstand waarop het onderwerp kan worden
gefotografeerd) verschilt afhankelijk van
de zoomvergroting.
- -
(P79)
Instellingen