De belichting regelen (belichtingscorrectie)
Druk op de knop F (F) en draai de subregelaar om de belichtingscorrectie aan te
passen. Kies positieve ("+") waarden om beelden helderder te maken en negatieve
("–") waarden om beelden donkerder te maken. U kunt de belichting stapsgewijs
corrigeren binnen een bereik van ± 3 EV.
Negatief (–)
#
Let op
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand A, M of SCN (tenzij gedeeltelijk).
De helderheid van hoge lichten en schaduwen wijzigen
Om het dialoogvenster voor de toonregeling weer te
geven, drukt u op de knop F (F) en drukt u op de
knop INFO. Gebruik HI om een toonniveau te kiezen.
Kies "laag" om schaduwen donkerder te maken of "hoog"
om hoge lichten helderder te maken.
INFO
INFO
Belichtingscor-
rectie
Een scherpstelkader selecteren (AF-kader)
Kies welke van de 35 AF-kaders worden gebruikt om automatisch scherp te stellen.
1
Druk op de knop P (H) om het AF-kader weer te geven.
2
Gebruik FGHI om de weergave van één kader te selecteren en
positioneer het AF-kader.
• De stand "Alle doelen" wordt hersteld wanneer u de cursor van het scherm weg
verplaatst.
All Targets
De camera kiest automatisch uit alle
mogelijke scherpsteldoelen.
Geen compensatie (0)
INFO
INFO
0
0
+1
+1
Toonniveau:
Toonniveau:
laag
hoog
Positief (+)
I S O
200
P
125 F5.6
125
INFO
INFO
0
0
Single Target
Selecteer het scherpsteldoel
handmatig.
2
IS OFF
IS OFF
j
L
N
0
0
HD
01:02:03
01:02:03
2.0
2.0
+
+
1234
1234
SD
NL
21