5.2.4 Omgevingsverlichting
Aan de onderzijde van het bedieningsapparaat bevindt zich een omgevingsverlichting
[28]. Voorwerpen die zich op vrij korte afstand van het bedieningsapparaat bevinden,
kunnen hiermee beperkt verlicht worden. De omgevingsverlichting wordt in- of uitgescha-
keld door kort op de knop [22] te drukken.
De omgevingsverlichting dient uitsluitend om de omgeving van het
bedieningsapparaat minimaal te verlichten.
Voor nachtelijke ritten in het openbaar verkeer moeten de nationale
voorschriften van het betreffende land in acht worden genomen en
de evt. voorgeschreven verlichtingsinrichtingen aan de rolstoel aan-
gebracht worden.
5.2.5 Waarschuwingssignaal
Door op de knop [24] te drukken, weerklinkt er een waarschuwingssignaal aan het bedie-
ningsapparaat.
5.2.6 Beperking van de snelheid
De minimumsnelheid van uw Esprit bedraagt 0,5 km/h en kan trapsgewijs en bij een
maximale beweging van de joystick [21] tot een maximumsnelheid van 6 km/h verhoogd
worden.
Voor verschillende rijsituaties, bijvoorbeeld in binnenruimtes, kan de te behalen maxi-
mumsnelheid ook individueel beperkt worden. Stel hiervoor aan de draaischakelaar [29]
de door u gewenste maximumsnelheid in; deze wordt vervolgens op het display [25] op de
positie [54] als wit getal en als groen staafdiagram weergegeven.
De zo door u vastgelegde maximumsnelheid wordt bereikt, zodra de joystick [21] helemaal
tot aan de aanslag bewogen wordt. Bij het achteruit rijden wordt de snelheid om veilig-
heidsredenen automatisch met 50 procent verlaagd.
De maximumsnelheid kan ingesteld worden als de rolstoel stilstaat, maar ook tijdens een
rit. De ingestelde waarde verschijnt dan ca. 3 seconden lang op het display, voordat weer
de daadwerkelijk gereden snelheid weergegeven wordt.
Start uw eerste rijpogingen met een lage snelheid, om aan het rijge-
drag van de Esprit te wennen.
Pas de snelheid aan de betreffende rijsituatie aan. Verlaag de maxi-
mumsnelheid, vooral bij moeilijke rijsituaties en in binnenruimtes,
om ongelukken te voorkomen.
25