12
2.6.3 Rijden met de Esprit wielen in de motormodus
Voor de elektromotorische modus van de Esprit moeten de wielen ingekoppeld worden.
• Draai de koppelingsring [7] aan het linker wiel naar voren (L); aan het rechter wiel naar
achteren (R) tot aan de aanslag; de ontgrendeling [6] mag hierbij in geen geval
ingedrukt worden. In het kijkvenster [5] verschijnt vervolgens een groene markering.
• Schakel het systeem in (zie hoofdstuk 5.2.1). De Esprit is nu in de modus met motor-
ondersteuning weer klaar om te rijden.
i
Om de actieradius te vergroten, wordt bij het bergaf rijden stroom
uit de aandrijfwielen terug naar het accupack geleid. Als u met een
volledig opgeladen resp. bijna volledig opgeladen accupack bergaf
rijdt en het accupack hierbij geen stroom meer kan
u hierover door een waarschuwing in het display van het bedienings-
apparaat geïnformeerd (zie de tabel in hoofdstuk 6).
steeds stroom terug naar het accupack wordt geleid, wordt de snel-
heid door het elektronisch systeem automatisch met 50 procent
verlaagd.
Als het stroomverbruik stijgt (wanneer de rolstoel bijvoorbeeld op
vlak terrein of bergop rijdt), kan de Esprit weer op de geselecteerde
maximumsnelheid worden gebracht.
Onmiddellijk na beëindiging van het laadproces kan dit gedrag kort-
stondig ook op vlak terrein optreden.
i
De Esprit kan tijdens de modus met motorondersteuning niet hand-
matig geduwd worden.
De Esprit mag alleen worden gebruikt bij temperaturen tussen -25°C
en +50°C. Stel de Esprit daarom niet bloot aan warmtebronnen
(bijvoorbeeld aan intensief zonlicht), omdat oppervlakken daardoor
heel warm kunnen worden.
Stel de Esprit wanneer deze niet wordt gebruikt niet bloot aan con-
tinu intensief zonlicht. Dit zou namelijk tot gevolg hebben dat de
motor heel warm wordt en in extreme gevallen niet het volle vermo-
gen kan afgeven. Ook de onderdelen van kunststof verouderen snel-
ler door intensief zonlicht.
2.6.4 Actieradius
Voor elke gebruiker van de Esprit is een van de meest interessante vragen die naar
de actieradius van het systeem. In het algemeen kan worden gesteld dat deze ongeveer
15 km bedraagt. Dit zijn ideale waarden en hebben betrekking op een effen, verhard
terrein. Afwijkingen hiervan ontstaan op grond van topografische omstandigheden, de
omgevingstemperatuur, de rij-ondergrond, de bandendruk van de wielen, de framegeome-
trie, het gewicht van de rolstoel, het personengewicht en de banden op de wielen.
3. Veiligheids- en gevarenaanwijzingen voor het rijden met de Esprit
3.1 Algemene aanwijzingen
De besturing van de Esprit wielen gebeurt met behulp van de joystick van het bedie-
ningsapparaat (zie hoofdstuk 5.2.3). Als het systeem ingeschakeld is, wordt elke aan-
raking van de joystick omgezet in een rijcommando. Dit betreft zowel het vooruit en
achteruit rijden als het versnellen en afremmen. Schakel daarom het bedieningsapparaat
uit wanneer de rolstoel langere tijd stilstaat, om onbedoeld wegrollen van de rolstoel
door per ongeluk aanraken van de joystick te voorkomen.
Het is raadzaam om na ontvangst van de Esprit eerst een kleine rijtraining uit te voeren.
Daarmee kunt u zich grondig vertrouwd maken met de aandrijving en de mogelijkheden
daarvan.
opnemen, wordt
Als er nog