9. Zet de printer aan.
10. Druk een pagina met de printerinstellingen af om te controleren of de duplexer goed is geïnstalleerd.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop
c. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
d. Controleer of Duplexer in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de duplexer niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de duplexer opnieuw.
Bij gebruik van de werkset
a. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
b. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
e. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
f. Controleer of Duplexer in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de duplexer niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de duplexer opnieuw.
11. Als u de duplexer installeert na het installeren van het printer- stuurprogramma, moet u het stuurprogramma daarna bijwerken volgens de aanwijzingen voor het besturingssysteem dat u gebruikt. Als de printer op een netwerk is aangesloten, moet u het
stuurprogramma voor elke client bijwerken.
Bij gebruik van het PCL-stuurprogramma:
Windows 7/7 x64/Server 2008 R2 x64
Windows Vista/Vista x64
(Instellen).
(Instellen).
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen van printer.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.