2.
Bedien de machine alleen bij goed zicht en lichtomstandigheden.
3.
Pas de werksnelheid aan de respectievelijke omstandigheden aan.
4.
Bij het achteruitrijden moet speciale aandacht worden besteed aan het voorkomen van
uitglijden of vallen.
3.4
Persoonlijke veiligheid
Om elk risico voor de bediener tot een minimum te beperken, is het essentieel om
passende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM' s) te dragen bij het hanteren van de
machine.
Neem de volgende beschermende maatregelen in acht:
1.
Kleed je goed aan. Draag een lange broek, antislip schoeisel of laarzen en handschoenen.
Draag geen wijde kleding, korte broeken en andere sieraden. Bescherm lang haar door
het op schouderhoogte aan elkaar te knopen. Houd je haar, kleding en handschoenen uit
de buurt van bewegende delen. Losse kleding, sieraden of lang haar kunnen vast komen
te zitten in bewegende delen.
2.
Draag altijd persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM' s).
–
Nauwsluitende werkkleding die beweging niet belemmert. Het wordt voornamelijk
gebruikt om te beschermen tegen detectie door bewegende delen.
–
Geluidsisolerende
bescherming tegen gehoorschade.
AANDACHT! Lawaai kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Als het
toegestane geluidsniveau van 80 dB(A) wordt overschreden, moet
gehoorbescherming worden gedragen.
–
Gebitsbeschermer ter bescherming tegen aandoeningen van de luchtwegen om
fijnstof of deeltjes vast te houden.
–
Bril met zijbescherming om de ogen te beschermen tegen stof of splinters.
–
Werkhandschoenen gemaakt van massief leer ter bescherming tegen scherpe randen,
splinters of overmatige trillingen.
–
Veiligheidsschoenen of laarzen met stalen neuzen. ter bescherming tegen ongelijke
oppervlakken met scherpe randen of vallende voorwerpen. Dat
Veiligheidsschoenen zorgen ook voor een veilige standaard.
–
Veiligheidshelm om het hoofd te beschermen tegen vallende delen en oscillerende
belastingen. Het kan ook beschermen tegen verwondingen in krappe situaties.
3.
Controleer uw
machine voordat u deze in bedrijf stelt. Zorg ervoor dat alle
beveiligingsapparaten correct zijn geïnstalleerd en werken. Zorg ervoor dat alle moeren,
schroeven, etc. strak gedraaid zijn.
4.
Gebruik de machine nooit als deze gerepareerd moet worden of in slechte staat verkeert.
Vervang beschadigde, ontbrekende of gerepareerde onderdelen voordat u de machine
gebruikt. Controleer of er geen brandstof opraakt en houd de machine in veilige staat.
5.
Verwijder of verander nooit de wacht. Controleer daarom regelmatig hun goede werking.
6.
Gebruik het apparaat niet als het niet kan worden in- of uitgeschakeld door het
motorsluitertje. Alle benzine-aangedreven apparaten die niet kunnen worden bediend door
middelen
zoals
gehoorbescherming,
D
VEILIGHEID
capsules,
etc.
ter
7