OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de "Quality" (kwaliteit) tab,
selecteer "Filter" (filter) en druk daarna op
[ ].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [ ] en
[ ] en druk vervolgens op [SET].
• De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
• Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de "Quality" (kwaliteit) tab,
selecteer "Sharpness" (scherpte) en druk
daarna op [ ].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [ ] en
[ ] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
145
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2