3
Hoofdstuk 3
HET MAKEN VAN KOPIEËN
Dit hoofdstuk beschrijft de basisfuncties en andere kopieerfuncties.
NORMAAL KOPIEREN
De glasplaat gebruiken
Opmerkingen
1
Open de origineelklep/RSPF en plaats het origineel op de
glasplaat met de kopiezijde naar beneden.
[Het plaatsen van het origineel]
Leg het origineel gelijk met de schaalverdeling en
de centreermarkering (
2
Sluit voorzichtig de origineelklep/RSPF.
3
Stel het aantal kopieën en andere kopieerinstellingen in en druk
vervolgens op de [START] toets (
Opmerkingen
Het kopiëren van boeken of originelen met vouwen of kreukels
Druk tijdens het kopiëren op de origineelklep/RSPF
zoals op de afbeelding. Wanneer de origineelklep/
RSPF niet volledig gesloten is kunnen er schaduwen
ontstaan op de kopie of kan de afdruk vaag zijn.
Strijk originelen met vouwen of kreukels goed glad
voordat u deze plaatst.
20
• De glasplaat kan originelen tot een grootte van A4 scannen.
• Wanneer er een kopie wordt gemaakt, zullen de randen niet worden
gekopieerd (beeldverlies). Zie "TECHNISCHE SPECIFICATIES" (p.89) voor
meer informatie over beeldverlies.
).
• Druk op de [WIS] toets (
• Zie pagina 23 tot en met 35 voor informatie over de kopieerinstellingen.
).
) als u het lopende kopieerproces wilt onderbreken.
Origineel schaalverdeling
markering