DE SCANNERFUNCTIE GEBRUIKEN
De procedure voor het plaatsen van het origineel is hetzelfde als voor het kopiëren.
Zie "NORMAAL KOPIEREN" (p.20).
De scannerfunctie kan niet worden gebruikt in de volgende situaties:
Opmerkingen
• Wanneer er een papierstoring optreedt (papier-of origineelstoring in
de RSPF).
• Er gebruikersprogramma's worden gebruikt.
• De papierformaatlade wordt ingesteld.
• De kopieermachine wordt gebruikt in de kopieerfunctie.
• De voor- of zijklep staat open.
SCANNEN MET BEHULP VAN DE MACHINE-TOETSEN
Wanneer het scannen via deze methode wordt uitgevoerd, zal de toepassing die in
het Knoppenbeheer is ingesteld automatisch starten en de gescande afbeelding in
deze toepassing worden geplakt.
Druk op de [MODUSSELECTIE] toets als de machine in de kopieerfunctie
Opmerkingen
staat en deze in de scannerfunctie te zetten en de eerder ingestelde
kopieerinstellingen te wissen.
Scannen vanaf het bedieningspaneel van machine.
1
Druk op de [MODUSSELECTIE] toets om
de scannerfunctie te selecteren.
De (
) indicator gaat branden om aan te geven
dat de machine in de scanfunctie staat.
2
Plaats het origineel. (p.20)
3
Druk op de [
(
) om de gewenste Button Manager
scanmenu-instelling te selecteren.
4
Druk op de [START] key (
De scanfunctie blijft actief nadat het scannen is voltooid. (Gebruik de
Opmerkingen
[MODUSSELECTIE] toets om de functie te wijzigen.)
] toets (
) of [
) om het scannen te starten.
] toets
SCAN VIA:
SC1:
SP. FUNC
6
OK
1,2,3,
ZOOM
51