TCP/IP configureren
Op de printer kunt u verschillende TCP/IP-netwerkgegevens instellen,
zoals een IP-adres, een subnetmasker, een gateway en DNS-adressen.
U kunt op verschillende manieren een TCP/IP-adres aan uw printer
toewijzen, afhankelijk van uw netwerk.
• Statische adressering: het TCP/IP-adres wordt handmatig
toegewezen door de systeembeheerder.
• Dynamische adressering via BOOTP/DHCP (standaard):
het TCP/IP-adres wordt automatisch toegewezen door de server.
Opmerking
Voordat u TCP/IP configureert, moet u het netwerkprotocol
instellen op TCP/IP.
Statische adressering
Als u het TCP/IP-adres wilt invoeren via het bedieningspaneel van
uw printer, gaat u als volgt te werk:
1
Druk op Menu tot Netwerk verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2
Druk op OK zodra TCP/IP verschijnt.
3
Druk op de pijltoetsen totdat Statisch verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4
Druk op OK als IP-adres verschijnt.
5
Stel de eerste byte met behulp van de pijltoetsen in op een
waarde tussen 0 en 255 en druk op OK om verder te gaan naar
de volgende byte.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot
en met byte 4).
6
Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
7
Herhaal stap 5 en 6 om de andere TCP/IP-parameters
te configureren: subnetmasker en gateway-adres.
8
Druk op Starten/Stoppen om terug te keren naar de stand-bymodus.
Dynamische adressering (BOOTP/DHCP)
Als u wilt dat het TCP/IP-adres automatisch wordt toegewezen door
de server, gaat u als volgt te werk:
1
Druk op Menu tot Netwerk verschijnt op de onderste regel van
het display.
2
Druk op OK zodra TCP/IP verschijnt.
3
Druk op de pijltoetsen totdat DHCP of BOOTP verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4
Druk op Starten/Stoppen om terug te keren naar de stand-bymodus.
EtherTalk configureren
EtherTalk is AppleTalk in een Ethernet-netwerk. Dit protocol wordt
algemeen gebruikt in Macintosh-netwerkomgevingen. Als u EtherTalk
wilt gebruiken, gaat u als volgt te werk:
1
Druk op Menu tot Netwerk verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2
Druk op de pijltoetsen totdat EtherTalk verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3
Druk op de pijltoetsen totdat Aan verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4
Druk op Starten/Stoppen om terug te keren naar de stand-bymodus.
IPX-frametypen configureren
Voor het gebruik van IPX/SPX-protocolnetwerken (bijv. Novell NetWare)
moet de opmaak van de netwerkcommunicatieframes worden
gespecificeerd voor de printer. Meestal kunt u de instelling Auto
behouden. Indien nodig kunt u de frametypeopmaak handmatig
instellen. Volg de onderstaande stappen om de frametype-opmaak
te wijzigen:
1
Druk op Menu tot Netwerk verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2
Druk op de pijltoetsen totdat NetWare verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3
Druk op de pijltoetsen tot het gewenste frametype verschijnt.
• Auto: detecteert het frametype automatisch en beperkt het tot het
eerst gedetecteerde frametype.
• 802.2: beperkt het frametype tot IPX over IEEE 802.2 met
IEEE 802.3-frames. Alle andere worden genegeerd.
• 802.3: beperkt het frametype tot IPX over IEEE 802.3-frames.
Alle andere worden genegeerd.
• Ethernet II: beperkt het frametype tot IPX over Ethernet-frames.
Alle andere worden genegeerd.
• SNAP: beperkt het frametype tot IPX over SNAP met IEEE 802.3-
frames. Alle andere worden genegeerd.
• Uit: het IPX/SPX-protocol is uitgeschakeld.
4
Druk op OK om uw keuze op te slaan.
5
Druk op Starten/Stoppen om terug te keren naar de stand-bymodus.
4.2
<Netwerkinstallatie (alleen bij Phaser 3600/N en Phaser 3600/DN)>