Instelling Apparaat
7
Instellen van systeemparameters en functieopties.
Informatie
Bewaar informatie over de machine zoals de naam, machinecode en locatie. Deze informatie zal worden
weergegeven in status- en waarschuwingsberichten.
Wachtwoorden
Er kunnen wachtwoorden worden ingesteld om de toegang tot de webpagina's te beschermen en instellingen te
beveilingen. De beheerder moet het wachtwoord dat in de fabriek is ingesteld veranderen. Ook moet de
beheerder het nieuwe wachtwoord onthouden. Het wachtwoord is nodig om met de instellingen in het
wachtwoordbeveiligde scherm te kunnen werken.
Een wachtwoord kan worden ingesteld voor de beheerder en voor elke gebruiker. Wanneer u gebruik maakt van
het wachtwoord van een gebruiker, kunt u geen instellingen maken in het Setupmenu.
De wachtwoorden voor "user" en "admin" zijn initieel beide ingesteld op "Sharp". Wanneer u de wachtwoorden
wilt wijzigen wanneer u voor het eerst de instellingen maakt, voer dan "Sharp" in bij "Beheerderswachtwoord"
voor u de instellingen maakt. Een wachtwoord mag alleen alfanumerieke tekens bevatten en mag niet meer dan
7 tekens lang zijn. Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig. Na het invoeren van een wachtwoord, klikt u op
"Indienen" om deze in te stellen. Na het instellen van het wachtwoord moet de machine uit- en weer aangezet
worden.
Indien een wachtwoord is ingesteld, zult u om het wachtwoord worden gevraagd wanneer u een webpagina met
beveiligde instellingen probeert te benaderen. Voer bij "Gebruikersnaam" "user" in als u de pagina benadert als
een gebruiker, of "admin" als u de pagina benadert als een beheerder. Zie "Algemeen" onder "Help" voor
gedetailleerde informatie over het instellen van wachtwoorden.
Aangepaste koppelingen
Instellen van aangepaste koppelingen die worden getoond in het menuframe. Koppelingen die hier worden
ingesteld worden aan het menu toegevoegd. Tot maximaal vijf aangepaste koppelingen kunnen worden
opgeslagen.
Pull Print(Paneel)
PDF- en TIFF-bestanden kunnen direct vanaf het bedieningspaneel worden afgedrukt zonder gebruik te maken
van het printerstuurprogramma. Gebruik deze instelling om FTP-servers in te voeren waar bestanden worden
bewaard. Tot maximaal vier FTP-servers kunnen worden ingevoerd
Statusbericht
Gebruik dit om aan de hand van een schema statistieken te versturen zoals het aantal pagina's afgedrukt in de
kopieer- en printmodus. Voer het verzendschema in en de e-mailadressen waarnaar de berichten moeten
worden verzonden.
Waarschuwingsbericht
Gebruik dit om foutberichten zoals papier op, toner op, storingen en foutieve papierinvoer te versturen naar vooraf
opgegeven e-mailadressen.
i-Fax
Configureer de instellingen voor het verzenden en ontvangen van faxen via het Internet.
Takenlogboek
Er wordt een log bijgehouden van de opdrachten die worden uitgevoerd op de machine. Dit wordt gebruikt om
een logbestand op een computer te plaatsen in CSV-formaat.
Downloaded from:
http://www.usersmanualguide.com/
BEDIENING VIA EEN NETWERK
(pagina
3-9).
3-5