Vervangen van brandstoffilter
Vervang het op de leiding gemonteerde brandstoffilter iedere
100 uur (een keer per seizoen) of vaker als het verstopt is.
Vervang het filter op de volgende wijze:
1 Open de motorkap.
2 Verwijder de beschermkap door de bouten weg te
schroeven.
3 Haal de slangklemmen weg bij het filter. Gebruik een
platte tang.
4 Trek het filter los van de slanguiteinden.
5 Druk het nieuwe filter in de uiteinden van de leiding. Indien
nodig kan een zeepoplosssing op de filteruiteinden
aangebracht worden om de montage te
vergemakkelijken.
6 Zet de slangklemmen weer terug bij het filter.
Controleren van het luchtfilter van
de brandstofpomp
Controleer regelmatig of het luchtfilter van de brandstofpomp
vrij is van vuil.
Het filter kan indien nodig worden gereinigd met een penseel.
Onderhoud
Controle van de spanning van de
banden
De luchtdruk in de banden moet 60 kPa/0,6 bar/8,7 PSI zijn
voor alle wielen. Om het aandrijfvermogen te verbeteren kan
de luchtdruk van de achterbanden verminderd worden tot 40
kPa/0,4 bar/6 PSI.
BELANGRIJKE INFORMATIE Een verschillende spanning
in de voorbanden brengt met zich mee dat de messen het
gras maaien op een verschillende hoogte.
Ontstekingssysteem
De motor is voorzien van een elektronische ontsteking. Alleen
de bougie vereist onderhoud.
Aanbevolen bougie, zie Technische Gegevens.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een verkeerd type bougie kan de motor beschadigen.
Vervangen van bougie
1 Trek de bougiedop los en maak het rond de bougie
schoon.
2 Verwijder de bougie met een 5/8" (16 mm) bougiesleutel.
3 Controleer de bougie. Vervang de bougie wanneer de
elektroden rondom verbrand zijn of wanneer de isolator
gescheurd of beschadigd is. Maak de bougie schoon met
een staalborstel als die moet worden gebruikt.
4 Meet de elektrodenafstand met een voelermaat. De
afstand moet 0,75 mm / 0,030" zijn. Stel de afstand indien
nodig af door de massaelektrode te buigen.
5 Schroef de bougie met de hand terug om te voorkomen
dat het schroefdraad beschadigd raakt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een bougie, die niet goed is aangedraaid, kan
oververhitting veroorzaken en de motor beschadigen. Een
bougie, die te hard is aangedraaid, kan de schroefdraad in
de cilinderkop beschadigen.
6 Draai de bougie, als deze tegen de zitting aanligt, met een
bougiesleutel vast. Draai de bougie zo vast dat de ring
wordt samengedrukt. Een oude, opnieuw gebruikte
bougie moet 1/8 slag aangedraaid worden vanaf het
aanligpunt. Een nieuwe bougie moet 1/4 slag
aangedraaid worden vanaf het aanligpunt.
7 Zet de bougiedop terug.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Laat de motor niet rond met een verwijderde bougie of
losgemaakte ontstekingskabel.
– 19
Dutch