5.5.1 Meten met vervangende lekstroom- meetmethode
Let op!
Raak de aansluitcontacten van het apparaat niet aan tijdens een vervangende
lekstroommeting!
Sluit het testobject aan volgens onderstaande afbeelding.
Zet de meetfunctieschakelaar op het bereik "I
Schakel alle functies van het te testen apparaat in en zorg ervoor dat bijv. ook alle
contacten van temperatuurafhankelijke schakelaars en derg. gesloten zijn.
Lees de meetwaarde in "mA" af op het LCD-scherm.
Overeenkomstig DIN VDE 0701-0702 mag de weergegeven stroom tussen bedrijfsmatig
spanningvoerende delen en aanraakbare metalen delen 3,5 mA en bij apparaten met
een verwarmingsvermogen > 3,5 kW 1 mA/kW niet overschrijden.
5.5.2 Meten met verschilstroom- meetmethode
Hier wordt de verschilstroom (foutstroom) tussen fase L en nul N- leider van het testobject
gemeten. Deze meting mag pas na het doorstaan van de beschermingsleidingstest
uitgevoerd worden, zie paragraaf 5.3, pagina 14.
Sluit het testobject aan zoals getoond in de onderstaande afbeelding.
Schakel op schakelaarpositie "I
Neem het testobject in bedrijf.
Lees de meetwaarde in "mA" af op het LCD-scherm. Overeenkomstig DIN VDE 0701-
0702 mag de weergegeven stroom tussen bedrijfsmatig spanningvoerende delen en
aanraakbare metalen delen 3,5 mA, bij apparaten met een verwarmingsvermogen > 3,5 kW
1 mA/kW niet overschrijden.
De metingen moeten in beide posities van de netstekker uitgevoerd worden. Als meetwaarde
geldt de hoogste van de twee gemeten waarden.
Opmerking!
Zonder aangesloten testobject worden cijfers op het display getoond, dit zijn echter
geen meetwaarden.
Opmerking!
Bij inbouw van de METRATESTER®5 in een draaistroomtester wordt de verschil-
stroom als som van de actuele waarden van de stromen in adres L1, L2, L3 en N
gemeten.
20 mA".
EA
20 mA.
DIFF
18