5
Controleren van apparaten volgens DIN VDE 0701-0702
De in de navolgende hoofdstukken aangegeven grenswaarden zijn overeenkomstig de
actuele normen bij het in druk gaan. Let er op, dat deze normen permanent aan de
veiligheidsbehoeften van de markt aangepast worden waardoor zich ook de grenswaarden
kunnen wijzigen. Voor het aanpassen van testtoestellen op de nieuwe normen neemt u
contact op met onze update- service.
5.1
Algemeen
Volgens de voorschriften DIN VDE 0701-0702 moeten gerepareerde of gewijzigde
elektrische apparaten voor de gebruiker dezelfde veiligheid tegen de gevaren van elektriciteit
bieden dan nieuwe apparaten. Hiertoe moeten de volgende controles in de aangegeven
volgorde uitgevoerd worden:
1 Visuele controle
2 Weerstand beschermingsleiding
3 Isolatievermogen:
indien technisch gezien nuttig, d.w.z. het te testen apparaat heeft geen elektrisch
bediende, alpolige schakelaar:
-
Isolatieweerstand en aansluitend beschermingsleidingstroom of vervangende
lekstroom
-
anders: lekstromen in bedrijf (beschermingsleidingstroom en aanraakstroom)
veiligheids- kleinspanning (alleen aan aansluitplaatsen van de in het testobject
geproduceerde veiligheids- kleinspanning)
4
Functiecontrole
5
Controle van de opschriften
6
Documentatie
Let op!
Indien er bezwaren zijn tegen het meten van de isolatieweerstand kan er een plaats-
vervangende verschilstroommeting uitgevoerd worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn bij elektronische apparaten of bij dataverwerkende apparatuur, of indien bij
apparaten met beschermingsklasse I niet is gegarandeerd dat alle door de netspan-
ning belaste delen door deze meting worden omvat. Deze meting mag alleen worden
uitgevoerd indien eerst de beschermingsleiding van het testobject getest is.
Voor verschilstroommetingen moet het te testen apparaat in het netstopcontact van
het testinstrument METRATESTER®5 geplaatst worden.
Let op!
Door het meten aan een defect apparaat kan een FI- schakelaar geactiveerd
worden!
13