Maximaal toelaatbare waarden voor weerstand beschermingsleiding, afhankelijk van
de lengte van de leiding
De tabel geldt eveneens voor kabelhaspels en verlengsnoeren. Bij langere leidingen geldt:
voor elke 7,50 m lengte bijkomend 0,1
de ader.
Attentie!
De krokodillenklem (3) moet goed contact maken met de behuizing van het testobject.
Tijdens de meting moet de aansluitleiding in stappen over de gehele lengte – indien
de apparatuur is ingebouwd alleen daar waar deze tijdens reparatie, wijziging of test
toegankelijk is – bewogen worden. Treedt er bij deze handmatige test op onder-
brekingen tijdens de meting een weerstandsverandering op, dan moet worden
aangenomen dat de beschermingsleiding is beschadigd of dat een aansluitpunt niet
meer betrouwbaar is. Voor verdere tests moet de fout herstelt zijn.
5.3.1 Uitzondering bij apparaten met vaste aansluiting
Bij apparaten met vaste aansluiting is er tussen een geschikte aardingspunt en aanraakbare
geleidende onderdelen die in het geval van een fout onder spanning kunnen staan, een
weerstand van 1
toegestaan.
Bij dataverwerkingsystemen of combinaties met vast aangesloten afzonderlijke apparaten
moet de verbinding losgekoppeld en aparte metingen uitgevoerd worden. Indien deze
loskoppeling niet doelmatig zal zijn, mogen de aparte metingen ook aan de met elkaar
verbonden apparaten doorgevoerd worden.
maximaal 1
onafhankelijk van de doorsnede van
15