9.4 Impulsintensiteit
De intensiteit moet individueel overeenkomstig
het subjectieve gevoel van elke afzonderlijke
gebruiker worden ingesteld. De instelling wordt
door een groot aantal grootheden bepaald, zoals
de behandelde plek, de huiddoorbloeding, de huiddikte en de kwa-
liteit van het elektrodencontact. De praktische instelling moet welis-
waar effectief zijn, maar mag daarbij nooit onaangename gevoelens,
zoals pijn op de behandelde plek, veroorzaken. Een lichte kriebeling
geeft aan dat er voldoende stimulatie-energie vrijkomt. Elke instel-
ling die pijn veroorzaakt, moet worden vermeden.
Bij langdurig gebruik kan het nodig zijn dat de instelling achteraf
moet worden bijgesteld als gevolg van tijdelijke aanpassingsproces-
sen op de behandelde plek.
9.5 Cyclusgestuurde impulsparametervariatie
In veel gevallen is het noodzakelijk om alle weefselstructuren op
de behandelde plek te bedekken door het gebruik van meerdere
impuls parameters. Bij het digitale EMS/TENS-apparaat gebeurt dit
doordat de beschikbare programma's automatisch een cyclische
impulsparameterwijziging uitvoeren. Daardoor wordt ook het
vermoeien van afzonderlijke spiergroepen op de behandelde plek
tegengegaan.
Het digitale EMS/TENS-apparaat beschikt over praktische voor-
instellingen voor de stroomparameters. U kunt hierbij tijdens het
gebruik op elk gewenst moment de impulsintensiteit wijzigen. Bij
6 programma's kunt u daarnaast zelf verschillende parameters voor
uw stimulatie instellen.
10. Reinigen en opbergen
Plakelektroden
• Voor een zo lang mogelijke kleefduur van de plakelektroden rei-
nigt u deze voorzichtig met een vochtige, pluisvrije doek of reinigt
u de onderzijde van de elektroden onder lauwwarm stromend wa-
ter en dept u ze droog met een pluisvrije doek.
Als u de elektroden met water wilt reinigen, moet u eerst de
verbindingskabels loskoppelen.
• Plak de elektroden na het gebruik weer terug op de bewaarfolie.
Reinigen van het apparaat
• Haal voor elke reiniging de batterijen uit het apparaat.
• Reinig het apparaat na het gebruik met een zachte, licht bevoch-
tigde doek. Bij ernstige verontreiniging kunt u de doek licht met
zeepsop bevochtigen.
• Gebruik voor de reiniging geen chemische reinigingsmiddelen of
schuurmiddelen.
Zorg ervoor dat er geen water in het apparaat terechtkomt.
Opbergen
• Haal de batterijen uit het apparaat als u het apparaat langere tijd
niet gebruikt. Lekkende batterijen kunnen schade aan het appa-
raat veroorzaken.
• Zorg ervoor dat de verbindingskabels en elektroden niet scherp
worden geknikt.
• Koppel de verbindingskabels los van de elektroden.
• Plak de elektroden na het gebruik weer terug op de bewaarfolie.
• Bewaar het apparaat op een koele, goed geventileerde plek.
• Plaats geen zware voorwerpen op het apparaat.
11. Verwijdering
Deponeer de gebruikte, volledig lege batterijen in de daarvoor spe-
cifiek bestemde afvalbakken of bied ze bij het afvalverwerkingssta-
tion of de elektriciteitszaak aan als chemisch afval. U bent wettelijk
verplicht de batterijen correct te verwijderen.
Aanwijzing: deze tekens kunt u aantreffen op batterijen
met schadelijke stoffen: Pb = batterij bevat lood, Cd =
batterij bevat cadmium, Hg = batterij bevat kwik.
Met het oog op het milieu mag het apparaat aan het einde van zijn
levensduur niet met het gewone huisvuil worden weggegooid. Het
verwijderen kan via gespecialiseerde verzamelpunten in uw land
gebeuren. Verwijder het apparaat conform de EU-richtlijn
voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
– WEEE (Waste Electrical and Electronic Equipment). Voor
meer informatie kunt u contact opnemen met de
verantwoordelijke instanties voor afvalverwijdering in uw
gemeente.
17