8. Doctor's Function
De Doctor's Function is een speciale instelling waarmee u uw persoon-
lijke programma nog eenvoudiger en doelgerichter kunt oproepen.
Uw persoonlijke programma wordt meteen bij het inschakelen opge-
roepen en ingeschakeld.
Dit persoonlijke programma kan bijvoorbeeld op advies van uw arts
worden ingesteld.
Instellen van de Doctor's Function
• Selecteer uw programma en de betreffende instellingen zoals be-
schreven in hoofdstuk "5.2 Gebruik starten".
• Bij aanvang van de stimulatiebehandeling is de impulsintensiteit
van
en
standaard ingesteld op 00. Er worden nog geen
impulsen naar de elektroden verzonden. Houd de toets
5 seconden ingedrukt voordat u met de toetsen voor het instellen
van de intensiteit de gewenste impulsintensiteit instelt. Een
lang geluidssignaal geeft aan dat de instellingen in de Doctor's
Function zijn opgeslagen.
Als u het apparaat opnieuw inschakelt, wordt meteen het met be-
hulp van de Doctor's Function opgeslagen programma opgeroe-
pen.
Wissen van de Doctor's Function
Om het apparaat weer vrij te geven en weer toegang tot andere pro-
gramma's te krijgen, houdt u de toets
drukt. De impulsintensiteit van
ingesteld. Een lang geluidssignaal geeft aan dat de instellingen uit
de Doctor's Function zijn gewist.
˅
˅
ca. 5 seconden inge-
en
moet daarbij op 00 zijn
9. Stroomparameters
Apparaten voor elektrische stimulatie werken met de volgende
stroominstellingen die afhankelijk van de instelling verschillende ef-
fecten op de stimulerende werking hebben:
9.1 Impulsvorm
De impulsvorm beschrijft de tijdfunctie van de
stimulatiestroom.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen
mono fasische en bifasische pulsstromen. Bij
mono fasische pulsstromen stroomt de stroom in
één richting, bij bifasische pulsen verandert de
stimulatiestroom van richting.
In het digitale EMS/TENS-apparaat is uitsluitend sprake van bifasische
pulsstromen, omdat deze de spieren ontlasten, vermoeidheid van de
spieren verminderen en een veiligere behandeling mogelijk maken.
9.2 Impulsfrequentie
De frequentie geeft het aantal afzonderlijke im-
pulsen per seconde aan en wordt in Hz (hertz)
weergegeven. U kunt de frequentie berekenen
door de omgekeerde van de periodeduur te berekenen. De betref-
fende frequentie bepaalt welke spiervezeltypen eerder reageren.
Langzaam reagerende vezels reageren eerder op lagere impulsfre-
quenties tot 15 Hz, snel reagerende vezels worden daarentegen pas
vanaf ca. 35 Hz en hoger aangesproken.
Bij impulsen van ca. 45 tot 70 Hz worden de spieren constant aan-
gespannen en raken de spieren snel vermoeid. Hogere impulsfre-
quenties worden daarom bij voorkeur bij snelkrachttrainingen en bij
maximale krachttrainingen gebruikt.
9.3 Impulsbreedte
Met de impulsbreedte wordt de duur van een
afzonderlijke impuls in microseconden aange-
geven. De impulsbreedte bepaalt daarbij onder
andere de indringdiepte van de stroom, waarbij over het algemeen
geldt dat een grotere spiermassa een grotere impulsbreedte nodig
heeft.
16
monofasische pulsen
tijd
bifasische pulsen
periode-
duur
impulsbreedte