Omgeving kan leiden tot bewustzijnsverlies en de dood. Laat de motor niet draaien zonder
voldoende ventilatie en in geen geval binnenshuis.
2.
Bedien de machine alleen bij goed zicht en lichtomstandigheden .
3.
Pas de werksnelheid aan de respectievelijke omstandigheden aan .
4.
Bij het achteruitrijden moet speciale aandacht worden besteed aan uitglijden of vallen
vermijden.
4.3
Persoonlijke veiligheid
Maak uzelf vertrouwd met de machine. Een goede training is een voorwaarde voor veilig
werken met deze machine. Onjuiste bediening of bediening door ongetraind personeel
kan een gevaar vormen. Lees de gebruiksaanwijzing van deze machine zorgvuldig door
en maak uzelf vertrouwd met de bedieningselementen en hun functie. Leer vooral hoe u
de motor snel en veilig kunt uitschakelen in geval van nood.
AANDACHT!
Personen die niet bekend zijn met het gebruik van de machine, kinderen, adolescenten
jonger dan 18 jaar en personen onder invloed van alcohol, drugs en medicatie mogen de
machine niet bedienen .
1.
Kleed je goed aan. Draag een lange broek, antislip schoeisel of veiligheidsschoenen en
handschoenen. Draag geen wijde kleding, korte broeken en andere sieraden. Bescherm
lang haar door het op schouderhoogte aan elkaar te knopen. Houd je haar, kleding en
handschoenen verwijderd van bewegende delen. Losse kleding, sieraden of lang haar
kunnen vast komen te zitten in bewegende delen
2.
Draag altijd persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM' s).
–
Gehoorbescherming om het risico op gehoorverlies te verminderen
–
Oogbescherming om het risico op beschadiging van de ogen te verminderen.
–
Stevige werkhandschoenen, leren handschoenen zorgen voor een goede bescherming.
–
Veiligheidsschoenen of schoenen met antislipzolen.
–
Draag een veiligheidshelm tegen rondvliegende delen volgens de werkomgeving.
3.
Controleer uw machine voordat u deze in gebruik stelt. Zorg ervoor dat alle
beveiligingsapparaten correct zijn geïnstalleerd en werken. Zorg ervoor dat alle moeren,
schroeven, etc. strak vast gedraaid zijn.
4.
Gebruik de machine nooit als deze gerepareerd moet worden of in slechte staat verkeert.
Vervang beschadigde, ontbrekende of gerepareerde onderdelen voordat u de machine
gebruikt. Controleer of er geen brandstof lekt en houd de machine in veilige staat.
5.
Verwijder of verander nooit de veiligheidstoestellen. Controleer daarom regelmatig hun
goede werking.
6.
Gebruik het apparaat niet als het niet kan worden in- of uitgeschakeld door de
motorschakelaar
aangestuurd, zijn gevaarlijk en moeten worden vervangen. Defecte schakelaars moeten
8
.
Alle benzinemachines die niet door de motorschakelaar kunnen worden
VEILIGHEID
.
.