2. Als op het LCD-scherm het bericht Gereed verschijnt, drukt
u twee keer op
bericht Statusvel.
3. Druk op
en er wordt een statusvel afgedrukt.
4. Controleer of het statusvel goed is afgedrukt en of de
informatie over de geïnstalleerde opties juist is. Als de printer
het onderdeel juist heeft herkend, wordt de naam
weergegeven bij Hardwareconfiguratie.
Wordt een station, module of interfacekaart niet
weergegeven, dan installeert u de betreffende optie opnieuw.
Zorg dat de connector stevig is aangesloten op de socket of
sleuf op de printplaat.
Als bij de totale hoeveelheid geheugen de grootte van
de optionele geheugenmodule niet wordt weergegeven,
installeert u de module opnieuw. Zorg dat de module stevig
is aangesloten op de DIMM-sleuf op de printplaat.
Neem contact op met de leverancier als u geen statusvel kunt
afdrukken.
Printer aansluiten op de computer
Sluit de printer met een parallelle kabel of USB-kabel op de
computer aan.
Opmerking:
Als u de printer via een geïnstalleerde optionele interfacekaart wilt
aansluiten op de computer, hebt u een ander type kabel nodig. Raadpleeg
hiervoor de handleiding van de interfacekaart.
Enter. Op het LCD-scherm verschijnt het
Enter. Het bericht op het LCD-scherm knippert
Printer testen en aansluiten
31