Zonder gebruik van de vertragingsruimte (vertragingsruimte = 0)
Virtuele encoder
In geval van motoren zonder encoder of uitgeschakelde encoder wordt de verplaatsing bestuurd door een VIRTUELE
ENCODER.
De baan moet ALTIJD afgesteld worden, zoals in het geval van een motor met encoder.
Als tijdens het afstellen (zonder encoder) de stuurkast de eindaanslag niet automatisch waarneemt en de
statuswijziging op het display meldt (in de volgorde CL1, CL2, OP2, OP1), herhaal de handelingen dan als volgt:
- Sluit M1 en op het display verschijnt de aanduiding CL1. Als de eindaanslag geraakt wordt, druk op de knop ENTER.
- Sluit M2 en op het display verschijnt de aanduiding CL2. Als de eindaanslag geraakt wordt, druk op de knop ENTER.
- Opent M2 en op het display verschijnt de aanduiding OP2. Als de eindaanslag geraakt wordt, druk op de knop ENTER.
- Opent M1 en op het display verschijnt de aanduiding OP1. Als de eindaanslag geraakt wordt, druk op de knop ENTER.
- Op het display verschijnt het symbool dat aangeeft dat de afstelling voltooid is, gevolgd door de aanduiding SER, die
aangeeft dat de encoder uitgeschakeld is.
Het uitschakelen van de encoder veroorzaakt minder precisie op vertragingspunten, naderingsputen en
obstakeldetectiepunten. Met AST Control tijdens de vertraging uitgeschakeld, zal het hek hetzelfde gedrag vertonen bij het
naderen en het vertragen en de detectie van een obstakel zal als een eindstop geïnterpreteerd worden.
Het beheer van de baan, met de relatieve parameters, is hetzelfde als het beheer dat beschreven is voor de motoren
met encoder.
Functiemenu
Totale stop
Activeert of deactiveert de ingang 2-1. Indien geactiveerd, wordt de ingang gebruikt als normaal gesloten.
Als de ingang geopend is, sluit de functie het uitvoeren van om het even welke opdracht uit, inclusief de
eventuele automatische sluiting.
F1
OFF (default)
ON
A
Openings- of sluitingssnelheid
C
Naderingssnelheid (vast)
D
Gevoeligheid obstakels in de baan
1
Eindaanslag voor opening of sluiting
3
Naderingspunt bij opening of sluiting