6/
Instandhouding
Controlelampjes controleren
Controleer de werking van de controlelampjes.
Alle apparaten:
• Zet het ultrageluid even aan.
– Het groene controlelampje brandt zolang het ultrageluid is
RK 31 H:
• Schakel de verwarming kort in met de tuimelschakelaar.
– Het controlelampje in de tuimelschakelaar brandt zolang de
RK 52 H:
• Schakel de verwarming kort in tot boven 30 °C met behulp van
de draaigreep.
– Het witte controlelampje brandt zolang de verwarming is
RK 100 H, RK 102 H, RK 103 H, RK 156 BH, RK 170 H, RK 255 H,
RK 510 H, RK 512 H RK 514 H, RK 514 BH, RK 1028 H,
RK 1028 CH, RK 1050 CH:
• Schakel de verwarming kort in tot boven 30 °C met behulp van
de draaigreep.
– De witte en gele controlelampjes branden zolang de verwar-
Controleer de werking van het ultrageluid en het ver-
warmingselement
Het vermogen kan worden gecontroleerd met een wattmeter tus-
sen de netstekker van het apparaat en het stopcontact.
Procedure
1. Vul de oscillatietank met water.
2. Schakel het ultrageluid en, indien aanwezig, de verwarming ach-
ter elkaar aan en weer uit. Lees de stroom af.
3. Vergelijk de aflezingen met de technische gegevens. Zie hoofd-
stuk 8.1 Technische gegevens.
De gemeten waarden mogen maximaal ± 20 % afwijken van de
waarden in de technische gegevens.
30/52
ingeschakeld.
verwarming is ingeschakeld.
ingeschakeld.
ming is ingeschakeld.
1676-002 nl/2022-05