Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Handbediening Van De Aandrijving (Alleen Type 5821); Uitvoering Met Klepstandsteller-Instelling - Samson 5821 Inbouw- En Bedieningsvoorschriften

Inhoudsopgave

Advertenties

4.Bediening
4.1 Handbediening van de aandrijving (al-
leen type 5821)
Wanneer de bedieningsknop (2) is ingedrukt
dan zijn de motor en de overbrenging ge-
scheiden en kan door het verdraaien van het
handwiel het regelventiel in de gewenste po-
sitie worden gebracht.
4.2 Instellen van de eindschakelaar (figuur 9)
De eindschakelaars zijn naar keuze te ge-
bruiken als omschakel-, maak- of verbreek-
contact.
De nokkenschijven voor het inschakelen van
de eindschakelaars kunnen na het wegklap-
pen van de afdekplaat (1.3) worden versteld.
De bewegingsrichting van de aandrijving
"stangenstelsel in- of uitschuivend" is ieder
aan een nokkenschijf toegekend. Door het
verstellen van de betreffende nokkenschijven
wordt het gewenste schakelpunt gereali-
seerd.
Verstellen in de draairichting resulteert in een
vroeger omschakelpunt, verdraaien tegen de
draairichting in resulteert in een later om-
schakelpunt.
4. Instellen van de potentiometer
Voor signalering van de slag moet het weer-
standsbereik van 0-1000 Ohm worden afge-
stemd op deze slag. Belangrijk is hierbij de
gesloten stand van het ventiel; dit punt kan als
nulpunt bij 0 of 1000 Ohm nauwkeurig wor-
schakelaar S2
draairichting handwiel
ingaand
2
figuur 9 ⋅ eindschakelaar
8
toegekende
nokkenschijf
schakelaar S1
aandrijfstang
uitgaand
aansluitklem
1
den ingesteld. Sluit daarvoor een geschikt
meetinstrument aan conform het aansluit-
schema (figuur 8) op de aansluitklemmen of
verbindt deze klemmen direct door met de
aanwijzing van de regelaar. Doorloop het
slagbereik van de aandrijving en stel de po-
tentiometer zodanig in dat de weerstands-
waarde of aanwijzing bij de eindstand exact
klopt. De potentiometer kan door de opening
aan de zijkant (figuur 10) worden versteld
door met een schroevedraaier de soldeerver-
bindingen te verschuiven.
4.4 Uitvoering met klepstandsteller-instel-
ling
Bij deze uitvoering wordt de aandrijving
door een gelijkstroom- of gelijkspanningssig-
naal als stuurgrootheid aangestuurd.
Deze stuurgrootheid, normaal gesproken
een signaal van 4-20 mA (0-20 mA) of 0-10
V, moet zijn toegekend aan de stelafstand
van de slag (slag 0-100 %).
In split-range bedrijf werken de ventielen met
kleinere stuurgrootheden. Daarvoor wordt
het regelaarsignaal voor aansturing van
twee regelventielen zodanig onderverdeeld
dat deze bij telkens het halve ingangssignaal
de volle slag doorlopen (bijv. eerste regelven-
tiel ingesteld op 4-12 mA en de tweede op
12-20 mA). Om overlappingen van de ven-
tielen te voorkomen eventueel een dode band
van 0,5 mA conform figuur 12 aanhouden.
Lötfahnen
figuur 10 ⋅ potentiometer
soldeerverbindingen

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

5822

Inhoudsopgave