Bedieningshandleiding
Inspecties
Test het rijden en de remmen
27 Druk de voetschakelaar in.
28 Verplaats de rij-joystick langzaam in de richting
die wordt aangegeven door de blauwe pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
zet de joystick vervolgens weer in de middelste
stand.
Resultaat: De machine dient zich te verplaatsen
in de richting waarin de blauwe pijl op het
rijchassis wijst en vervolgens abrupt te stoppen.
29 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de gele pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
verplaats de joystick vervolgens weer naar de
middelste stand.
Resultaat: De machine dient zich te verplaatsen
in de richting waarin de gele pijl op het rijchassis
wijst en vervolgens abrupt te stoppen.
Opmerking: De remmen moeten in staat zijn de
machine tegen te houden op elke helling die door de
machine kan worden genomen.
28
Rij-inschakelsysteem testen
30 Druk de voetschakelaar in en laat de arm neer in
de transportstand.
31 Roteer de draaitafel totdat de primaire arm
voorbij een van de achterwielen wordt bewogen.
Resultaat: Het
indicatielampje 'rijden
ingeschakeld' dient te
gaan branden en te
blijven branden zolang de
arm zich in het
aangegeven bereik
bevindt.
32 Verplaats de rij-joystick uit het midden.
Resultaat: De rijfunctie mag niet in werking
treden.
33 Houd de rij-tuimelschakelaar naar boven of
beneden vast en verplaats de rij-joystick
langzaam uit het midden.
Resultaat: De rijfunctie moet in werking treden.
Opmerking: Als het rij-inschakelsysteem in gebruik is,
kan de machine gaan rijden in een richting die
tegengesteld is aan de richting waarin de joystick
voor rijden en sturen wordt bewogen.
Gebruik de kleurgecodeerde
richtingpijlen op de
platformbediening en het
rijchassis om de rijrichting te
bepalen.
Z
®
-30/20N • Z
®
-30/20N RJ
Achtste uitgave • Eerste druk
Onderdeelnr. 1319006DUGT