10.3 Geluidsmeting
De meting dient conform de richtlijn IEC 60704 – beproevingscode voor de
bepaling van luchtgeluid te worden uitgevoerd.
Neem de installatiehandleiding die met het toestel wordt meegeleverd
in acht.
Installeer het toestel (zie installatiehandleiding).
➤
Schroef de glijplaat bij de betreffende toestellen aan de voor- en achterkant
➤
vast aan de bodem.
Leg de toevoerslang en de afvoerslang in de meetbehuizing en voer ze
➤
naar buiten (zie installatiehandleiding). Dicht de openingen rond de
slangen en kabels conform de norm af.
Breng een 19 mm dikke spaanplaat (dichtheid: > 750 kg/m³) als
➤
decorplaat aan op de toesteldeur (zie installatiehandleiding). De
decorplaat moet zich tot de bodem uitstrekken met een afstand
(luchtspleet) van max. 2 mm. De zijdelingse afstand mag max. 2 mm
bedragen. Daarom worden toestellen met een verstelbare sokkel zonder
decorplaat gemonteerd.
Om oneffenheden tussen de meetbehuizing en de bodem te
➤
compenseren, dient u eventuele spleten af te dichten.
Zoals beschreven in de richtlijn wordt de meting uitgevoerd zonder
➤
reinigingsmiddel en spoelglansmiddel. Schakel de
spoelglansmiddeldosering uit (zie G
Vul het zoutreservoir eerst volledig met water en voeg regenereerzout toe
➤
(zie V
ERZORGING EN ONDERHOUD
Het toestel regenereert af en toe. Daarbij wordt de looptijd langer, wat geen
➤
significante invloed op de geluidsmeting heeft.
Stel de waterhardheid in (zie G
➤
EBRUIKERSINSTELLINGEN
).
EBRUIKERSINSTELLINGEN
10 Technische gegevens
).
).
71