16.5 Montage / aansluiting aan het
verwarmingscircuit
LET OP
Vuil en afzettingen in het (bestaande) hydrau-
lische systeem kunnen leiden tot schade aan
de warmtepomp.
► Zorg ervoor dat er een slibvang in het hydrauli-
sche systeem gemonteerd is.
► Spoel het hydraulische systeem voor de hydrauli-
sche aansluiting van de warmtepomp goed door.
LET OP
Het toestel in het verwarmingscircuit in over-
eenstemming met het hydraulische schema
integreren, afhankelijk van het toesteltype.
Gebruiksaanwijzing „Hydraulische integratie"
AANWIJZING
Controleer of de doorsnede en lengte van
de leidingen van het verwarmingscircuit (in-
clusief aardleidingen tussen warmtepomp en
gebouw) voldoende gedimensioneerd zijn.
AANWIJZING
Circulatiepompen moeten trapsgewijs ont-
worpen zijn. Ze moeten minstens de voor dit
apparaattype benodigde minimale doorvoer-
capaciteit voor het verwarmingswater kunnen
opbrengen.
"Technische gegevens/Leveringsomvang", vanaf
pagina 22, hoofdstuk „Verwarmingscircuit"
LET OP
De hydraulische inrichting moet van een buf-
feropslag voorzien worden; het vereiste vo-
lume van deze buffer hangt af van het toestel-
type.
"Technische gegevens/Leveringsomvang", vanaf
pagina 22, hoofdstuk „Verwarmingscircuit, buf-
feropslag "
LET OP
Beveilig altijd de aansluitingen aan het toe-
stel tegen verdraaien om de koperen leidin-
gen binnenin het toestel tegen beschadiging
te beschermen.
1.
De vaste leidingen van het verwarmingscircuit
moeten buiten beneden de vorstgrens gelegd
worden.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83054200iNL | ait-deutschland GmbH
2.
Uitgang verwarmingswater (aanvoer) en ingang
verwarmingswater (retour) aan de warmtepomp
voorzien van afsluiters.
AANWIJZING
D.m.v. deze afsluiters kunnen de condensor van
de warmtepomp zonodig worden doorgespoeld.
3.
De aansluiting aan de vaste leidingen van het ver-
warmingscircuit met behulp van flexibele koppe-
lingen uitvoeren. Deze moeten worden geïnstal-
leerd om overdracht van resonantie naar de lei-
dingen tegen te gaan.
AANWIJZING
Als er een bestaande installatie vervangen wordt,
mogen de oude flexibele koppelingen niet opnieuw
gebruikt worden.
Flexibele koppelingen zijn als toebehoren verkrijg-
baar.
1 Aansluiting ingang verwarmingswater (retour)
2 Aansluiting uitgang verwarmingswater (aanvoer)
3 Condenswaterafvoerslang
4.
De Condenswaterafvoerslang zodanig in het toe-
stel leggen dat deze niet in contact kan komen met
koudemiddel leidingen.
5.
Controleren, of de afvoer van het condenswater
vorstvrij is.
"Opstellingsschema's", vanaf pagina 29,
het afzonderlijke toesteltype
Planningshandboek warmtepomp.
6.
Lege leidingen aan de kant van het toestel afdichten.
16.6 Condensaatafvoer
Het condenswater dat uit de lucht vrijkomt, moet via een
condensaatleiding met een doorsnede van minstens 50
mm vorstvrij afgevoerd worden. Bij een waterdoorlaatba-
re ondergrond is het voldoende, om de condenswater-
buis verticaal minstens 90 cm diep de grond in te leiden.
Als het condenswater in een drainage of in de riolering af-
voor
13