b) Controleren en instellen van de rijfunctie
Als u de bedieningshendel voor de rijfunctie (zie afbeelding 1, pos. 3) tot aan de aanslag in de richting van de hendel
trekt, moet het model accelereren (zie afbeelding 13, tekeningen A). Als de hendel naar voren wordt geduwd, moet het
model worden geremd of overgeschakeld naar achteruit rijden (zie afbeelding 13, tekeningen B).
Mocht de aandrijving van uw model precies tegenovergesteld zijn aan de afbeelding in afbeelding 13, kunt u de om-
keerschakelaar voor de rijfunctie gebruiken (zie afbeelding 12, pos. 7) om de werkrichting van de bedieningshendel
om te schakelen.
Belangrijk!
Stel bij een model met verbrandingsmotor de stangen voor aansturing van het gas en de rem zodanig in,
dat de gas-/remservo niet mechanisch wordt begrensd. De triminstelling voor de rijfunctie moet zich daarbij
in de middenpositie bevinden.
Bij een model met elektronische rijregelaar moeten de afzonderlijke standen van de bedieningshendel voor de rijfunc-
tie (vooruit, stop, achteruit) onder omstandigheden in de rijregelaar worden geprogrammeerd. Verdere aanwijzingen
daaromtrent moeten aan de documentatie van de rijregelaar worden ontleend. Als de rijregelaar niet programmeer-
baar is, stel de trimmer dan zo in dat het voertuig stilstaat, als de bedieningshendel voor de rijfunctie zich in de
middenpositie bevindt.
Afbeelding 13
19