03-9
Chassis
Bij deze drie standen blijft de hendel niet in de gekozen posi-
tie staan, d.w.z. na activering keert de hendel in de midden-
stand terug.
Handmatige modus
Deze modus laat de chauffeur de keuze van de geschikte
versnelling overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van
het voertuig. Schakelen gaat als volgt:
• Beweeg de versnellingspook in de richting (+) om een
hogere versnelling te kiezen of in de richting (-) om terug te
schakelen. Tijdens het wisselen van versnelling hoeft het
gaspedaal niet te worden losgelaten.
Het systeem staat het schakelen alleen toe als de schake-
lopdracht de juiste werking van motor of aandrijving niet in
gevaar brengt. Het systeem schakelt automatisch terug zodra
de motor het stationaire toerental bereikt (bijv. bij afremmen).
Automatische modus
Om de automatische modus in- resp. uit te schakelen moet
de versnellingspook in de richting A/M worden geduwd. Het
systeem schakelt automatisch op basis van voertuigsnelheid,
motortoerental en gaspedaalstand. Door op de versnel-
lingspook te drukken kan toch een versnellingswisseling wor-
den opgeroepen zonder dat hiervoor de modus AUTO moet
worden uitgeschakeld. Zo nodig schakelt het systeem na het
intrappen van het gaspedaal één of meerdere versnellingen
terug om het nodige vermogen en koppel voor de door de
chauffeur gewenste acceleratie beschikbaar te stellen.
Voertuig parkeren
Om het voertuig veilig te kunnen parkeren moet bij een
ingetrapt rempedaal in de 1ste versnelling of in de achteruit-
versnelling (R) worden geschakeld. Bovendien moet bij het
parkeren op een helling de handrem worden aangetrokken.
Het voertuig mag nooit worden verlaten terwijl de versnel-
lingspook in stationaire stand (N) staat.
Houd in een stilstaand voertuig met ingeschakelde vers-
nelling altijd het rempedaal ingedrukt tot het moment dat
men weer wegrijdt: laat dan het rempedaal los en geef
langzaam gas.
Aanbevolen wordt het aandrijfmechanisme bij langdurige
stilstand bij een draaiende motor in de stationaire stand
(N) te schakelen.