Tijdens het opwarmen daalt de weergegeven waarde
"Waterstof 2" op het kleurendisplay van het
multifunctiemeetapparaat T3000 van ca. -50 naar 0 (aftellen).
De duur van de opwarmfase is afhankelijk van de omgevings-
en de actuele sensortemperatuur. Was de sensor bijv. kort
tevoren nog in gebruik en tijdelijk uitgeschakeld, is de
basistemperatuur hiervan al hoger, waardoor de opwarmfase
korter is. Bij het bereiken van de nulwaarde in de
spoorgassensor klaar voor gebruik.
Heeft u het toonsignaal van de spoorgassensor geactiveerd
(LED 1 brandt), wordt de gebruiksgereedheid automatisch
minimaal één keer per seconde aangegeven door een
toonsignaal.
Meting uitvoeren met spoorgassensor
1. Voor aanvang van de meting de maximale gevoeligheid
instellen (LED 3 tm. 7 branden).
ð Voor aanvang van een meting is de lekkagewaarde van
de weglekkende waterstof nog niet bekend. Staat de
keuzeschakelaar "Gevoeligheid" in positie 5, worden al
de meest geringe hoeveelheden waterstof herkend.
2. Onderzoek de omgeving op verhoogde
waterstofconcentraties.
ð De weergave op het kleurendisplay van het
multifunctiemeetapparaat T3000 geeft een stijgende
waarde, als u een zone nadert met een hogere
waterstofconcentratie. Daarnaast geeft de
spoorgassensor een toonsignaal, dat bij een stijgende
meetwaarde met een toenemende frequentie en met
kortere intervallen klinkt.
ð De weergave op het kleurendisplay van het
multifunctiemeetapparaat T3000 geeft een dalende
waarde, als u een zone met een hogere
waterstofconcentratie verlaat. Het toonsignaal van de
spoorgassensor klinkt met langere intervallen en een
afnemende frequentie.
3. Regel de gevoeligheid tijdens de meting, afhankelijk van
de omstandigheden op locatie.
NL
Gedifferentieerde indicatieve meting
1. Druk twee seconden op de toets CAL (157) van de sensor,
om de actuele H2-omgevingsconcentratie vast te leggen
als nieuwe referentiewaarde. In het veld "Waterstof 2"
wordt direct na een zero-reset de waarde 0,0
weergegeven.
ð Een kort waarschuwingssignaal bevestigt de keuze van
de nieuwe referentiewaarde.
ð Op het kleurendisplay van het multifunctiemeetapparaat
T3000 worden op het beeldscherm "Meetmodus –
Waterstof" tegelijkertijd twee verschillende
meetwaarden weergegeven:
"Waterstof 1" toont de waarde sinds de aanvang van de
meting.
"Waterstof 2" toont de geactualiseerde waarde op basis
van de omgevingsconcentratie bij de laatste zero-reset.
Bij de gedifferentieerde indicatieve meting reageert de
spoorgassensor ook bij hogere waterstofconcentraties in de
omgeving op de meest geringe wijzigingen in de
waterstofconcentratie.
Bereikt u omgevingen met hogere of geringere
waterstofconcentraties, wijzigt de weergegeven meetwaarde in
de onderste meetwaardeweergave op het beeldscherm
"Meetmodus – Waterstof" ten opzichte van de
referentiewaarde. Bij een toenemende waterstofconcentratie
stijgt deze. Bij een dalende waterstofconcentratie daalt de
waarde tot minimaal 0,0.
Als uitgangspunt voor de toonsignaalintervallen geldt niet meer
de basiswaarde, maar de gekozen referentiewaarde.
Door de combinatie van basiswaarde en referentiewaarde,
evenals een systematische werkwijze, kunt u de locatie van de
waterstoflekkage ook onder ongunstige omstandigheden
lokaliseren.
Voorbeeld van meetwaardeweergaven
In het voorbeeld hieronder wordt uitgegaan van drie aan elkaar
grenzende fictieve meetomgevingen:
• In omgeving 1 heerst een waterstofbasisconcentratie die
overeenkomt met 200 digits.
• In omgeving 2 heerst een waterstofbasisconcentratie die
overeenkomt met 300 digits.
• In omgeving 3 heerst een waterstofbasisconcentratie die
overeenkomt met 700 digits.
De waterstofbasisconcentraties zijn voor de gebruiker in het
voorbeeld niet bekend, uitsluitend voor de lezer voor een beter
begrip.
De spoorgassensor wordt in een zo neutraal mogelijke
omgeving, bijv. in de buitenlucht, in bedrijf genomen. Na de
opstartfase en automatische kalibratie, wordt basiswaarde 0
voor de aanwezige waterstofbasisconcentraties (ca. 0.0 digits)
vastgelegd.
multifunctiemeetapparaat T3000
31