– Zet de draadhaspel los door de haspelsuiting een kwartslag te draaien.
– Plaats de haspel. Let op de draairichting van de haspel!
– Zet de haspel weer vast met de haspelsluiting. De haspelsuiting blijft aan de buitenzijde en
vergrendelt de haspel.
Controleer of er geen draad uit de haspel steekt, die b.v. tegen het chassis of de
deur van de draadaanvoereenheid zou kunnen wrijven. Slepende onderdelen
kunnen het chassis van de draadaanvoereenheid onder spanning zetten.
2.8.
AUTOMATISCH DRAADINVOERSYSTEEM (FEED 120R)
Het automatisch draadinvoersysteem vergemakkelijkt het vervangen van de draadhaspel. Bij
het vervangen van de draadhaspel hoeft de drukhevel van de aandrijfrollen niet losgemaakt te
worden en de draad gaat automatisch in de juiste draadgeleider.
28
28
– Controleer of de groef van de aandrijfrol dezelfde diameter heeft als de gebruikte lasdraad.
De juiste groef van de aandrijfrol wordt gekozen door het verplaatsen van de keuzeschijf
voor de groef (28).
– Maak het draaduiteinde los van de haspel en knip het omgebogen stukje af. Let op dat de
draad niet naast de haspel loopt!
– Het draadeinde moet ongeveer 20 cm recht en niet scherp zijn (eventueel afvijlen). Een
scherp draaduiteinde kan de draaddoorvoerpijp en het draadmondstuk van het laspistool
beschadigen.
– Trek een stukje draad los van de draadhaspel. Voer de draad door de terugvoerbuis naar de
aandrijfrollen. Laat de drukhevel op de aandrijfrollen zitten!
– Druk de laspistoolschakelaar in en leidt een stuk draad door de aandrijfrollen naar het
laspistool. Zorg ervoor dat de draad in de groeven van beide aandrijfrollen zit!
– Druk de pistoolschakelaar in tot de draad uit het mondstuk komt.
De automatische invoering kan bij dunne draad soms misgaan (Fe, Fc, Ss: 0,6...0,8 mm, Al:
0,8...1,0 mm). De aandrijfrollen moeten dan eventueel worden geopend om de draad met de
hand door de aandrijfrollen te voeren.
2.9.
DRUKINSTELLING
De druk van de aandrijfrollen wordt geregeld met schroef (20), zodat de draad gelijkmatig in de
draaddoorvoerpijp wordt gevoerd. Als de draad uit het draadmondstuk komt, is een lichte weer-
stand toegelaten, maar de aandrijfrol mag niet gaan slippen.
Bij een te grote druk wordt de draad platgedrukt en wordt de beschermlaag
van de draad beschadigd. Dat veroorzaakt extra wrijving en een versnelde
slijtage van de aandrijfrollen.
2.10. INSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE
DRAADHASPELREM (ACCESSOIRE)
©
COPYRIGHT KEMPPI OY
41
Kempomig Feed 420R, 120R / 0429 – 11