5 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Toepassing
Uitgangen
24
Daarbij reageert één instrument als primary en alle overige instru-
menten werken als secondaries.
De pulsfrequenties van alle instrumenten worden in het prima-
ry-instrument getotaliseerd en in een gemeenschappelijk signaal
omgezet.
Definieer eerst de functie van de secondary-instrumenten, voordat u
het primary-instrument definieert. Daarmee kan het primary-instru-
ment direct de aangesloten secondaries herkennen.
De seconday-instrumenten moeten daarvoor als "Summation se-
condary" worden gedefinieerd. Kies daarvoor onder het menupunt "
Inbedrijfname - Toepassing" de functie "Summation secondary".
U kunt de adresinstelling (MGC) op de secondary-instrumenten vrij
kiezen. Alleen het adres "99" is aan het primary-instrument voorbe-
houden.
Het primary-instrument moet de functie "Niveau" hebben. Kies daar-
voor onder het menupunt " Inbedrijfname - Toepassing" de functie
"Niveau".
Stel het adres (MGC) op het primary-instrument in op "99".
U moet de adressen van de secondary-instrumenten in de lijst van
het primary-instrument opnemen. Deze functie is in de display- en
bedieningsmodule niet mogelijk. Daarvoor heeft u PACTware nodig
met de bijbehorende DTM.
5.2.1 Inbedrijfname
Voer hier de betreffende toepassing in.
Met dit menupunt is het mogelijk, de sensor op de gewenste toepas-
sing aan te passen. U kunt uit de volgende toepassingen kiezen: "
Niveau", " Niveausignalering" of " Summation secondary".
In dit menupunt kunt u de functie van de stroomuitgang activeren.
Wanneer de uitgang wordt geactiveerd, blijft het instrument in functie
als secondary, maar de 4...20 mA-uitgang van de FIBERTRAC 32 kan
ook als afzonderlijk instrument worden gebruikt.
Wanneer de uitgang actief is, heeft het instrument de volledige func-
tionaliteit van een niveaumeetinstrument. In dit geval leest u verder
onder " Parametrering/Niveaumeting".
FIBERTRAC 32 • Foundation Fieldbus