7
6
5
4
Afb. 9.12 Waterafvoer boven montagebocht
[1]
Afvoerwatersifon
[2]
Waterafvoerslang
[3]
Watertoevoerslang
[4]
Kraanwateraansluiting
[5]
Afvoerwateraansluiting
[6]
Montagegat
[7]
Montagebocht
Schroef de montagebocht [7] met de
X
meegeleverde schroef in het montagegat [6] aan
de achterkant van het apparaat.
Voer de waterafvoerslang [2] vanaf de
X
afvoerwateraansluiting [5] direct naar de
montagebocht [7] en dan naar beneden.
Kraan- en afvoerwateraansluiting
Controleer of er in elk van de schroefdoppen van
X
de watertoevoerslang een afdichtring zit. Zo niet,
plaats dan zelf een afdichtring.
Schroef de watertoevoerslang met het schuine
X
eindstuk op de kraanwateraansluiting van het
apparaat. Het schuine eindstuk moet naar
beneden zijn gericht.
Controleer of de schroefverbinding goed dicht zit
X
en niet lekt.
Gebruik de slangklem om de waterafvoerslang
X
met het schuine eindstuk aan de
afvoerwateraansluiting van het apparaat te
bevestigen. Het schuine eindstuk moet naar
beneden zijn gericht. Als de montageset XBOMSU
wordt gebruikt, moet het schuine eindstuk naar
boven zijn gericht. De slangklem mag alleen met
de hand worden vastgedraaid.
Controleer of de slangklem goed vastzit.
X
www.bora.com
1
2
3
Zorg ervoor dat er geen knikken in de slang zitten.
X
Open langzaam de afsluiter van de
X
kraanwatertoevoer en controleer of de aansluiting
goed is afgesloten. Controleer zo nodig de positie
van de afdichtring en de schroefverbinding.
Netaansluiting
Leef alle veiligheidsbepalingen en
X
waarschuwingen na (zie '2 Veiligheid').
Neem alle wetten en voorschriften van
X
overheidswege en aanvullende voorschriften van
lokale elektriciteitsmaatschappijen in acht.
De stroomaansluiting mag alleen door een
O
erkend vakman worden uitgevoerd. Deze is ook
verantwoordelijk voor de deskundige installatie en
inbedrijfstelling.
Verbindingen via steekcontacten
O
(stekkers) zijn niet toegestaan.
Eenfaseaansluiting
O
Het apparaat voldoet aan de vereisten van
IEC 61000-3-12.
Dit apparaat is bestemd voor gebruik op een
O
stroomnet met een systeemimpedantie Zmax
op het overdrachtspunt (huisaansluiting) van
maximaal 0,0416 ohm. De gebruiker moet ervoor
zorgen dat het apparaat alleen wordt gebruikt
op een stroomnet dat aan deze vereiste voldoet.
De systeemimpedantie kan desgewenst bij
plaatselijke energiebedrijven worden opgevraagd.
Schakel de hoofdschakelaar/zekeringsautomaat
X
uit vooraleer u het apparaat aansluit.
Bescherm de hoofdschakelaar/
X
zekeringsautomaat tegen onbedoeld opnieuw
inschakelen.
Controleer of het apparaat spanningsvrij is.
X
Sluit het apparaat alleen via een vaste verbinding
X
aan op een netaansluitkabel van het type H
05 VV-F met een overeenkomstige minimale
doorsnede (zie 'Tab. 9.2 Zekering en minimale
doorsnede').
Aansluiting
Tweefasenaansluiting
Eenfaseaansluiting
Tab. 9.2 Zekering en minimale doorsnede
Montage
Zekering
Minimale
doorsnede
2 x 16 A
2,5 mm
2
1 x 16 A
2,5 mm
2
NL
271